Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 13.1920

DOI issue:
[Nr. 3]
DOI article:
Keuller, L. A. J.: Oud-Roermond
DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.19839#0122

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
Wij waren eerst Keysers, dan werden wij Fransch, dan werden wij Hollandsch en nu sijn wij
Belgisch. Noteert hier dat, indien het lastig is voor eenen meester dikwijls te veranderen van
onderdanen, het voor de onderdanen niet minder nadeelig is dikwijls te veranderen van
meester. De ondervinding in dese jaren heeft ons dit genoegsaam geleerd. De gouverne-
menten steken sig in troebels en schulden en de gemeene borgers moeten deselven dragen.”

Het Bisdom Roermond.

Een der middelen, die Philips II aanwendde, om een dam op te werpen tegen
de steeds meer en meer zich uitbreidende reformatie in de Kerkelijke leer, was het

stichten van nieuwe bisdommen. »Sij vonden
noodig in Nederland, ’t welk tot nu toe
alleen vier Bisdommen van Atrecht, Door-
nyk, Utrecht en Kamerick had gekent, meer
andere te planten.” Dit geschiedde in 1559.
In dat jaar n.1. stichtte Paus Paulus IV,
op verzoek van Philips II, veertien nieuwe
bisdommen in Nederland waaronder Roer-
mond, dat deel zoude uitmaken van het
Aartsbisdom Mechelen. Een bul van Paus
Paulus IV wees in 1561 de collegiale kerk
van den H. Geest aan tot Kathedraal van
Roermond en verhief het sedert 1361 daarin
gevestigde kapittel tot diocesaan kapittel.
In 1562 benoemde Philips II Willem
Daemsen van Linden, meer bekend als
Willem Damasus Lindanus, tot eersten
bisschop. Lindanus werd hetzelfde jaar
door Kardinaal de Granvelle, aartsbisschop
van Mechelen, te Brussel gewijd.

De Gelderschen en voornamelijk die
van Roermond waren niet er mede ingenomen dat Roermond tot eenen bisschopszetel
■ was gemaakt. Van de aanhangers der nieuwe leer en van hen, die minder of meer
tot haar overhelden, is zulks te begrijpen. Bij de anderen zal echter wel de vrees
voor troebelen en onaangenaamheden de overhand hebben gehad. Dat die vrees niet
ongegrond was, blijkt wel uit den beeldenstorm, die vier jaren later plaats had. De
Roermondschen, na in raad vergaderd te hebben, antwoordden dan ook op de desbe-
treffende mededeeling van den koning: »dat nademael de oprichtinge van een Bisdom
in hare Stad yet vreemds was, ende noyt in ’t Vorstendom Gelder ofte Graefschap
Zutveen gehoord ofte gesien, hen luyden niet toe en stond, zoodaenighe veranderingh
buyten toestemminghe van de gemeyne landschap toe te laeten.” Na vele woorden en

104
 
Annotationen