Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]: Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond (2.Ser. 13.1920)

rustend op slanke zuiltjes, waarboven een boogfries met halfronde boogjes. Tusschen de
zuiltjes bevinden zich ondiepe nissen.

De tweede hoogte-afdeeling is die der vensters. De hoofdabsis heeft zeven vensters.
De middelste absidiole is grooter dan de twee zijdelingsche, tengevolge waarvan ook
de middelste gewelfcel
grooter is dan de twee
andere. In de zij-cellen
van het gewelf zijn twee
vensters aangebracht; in
de middelste cel drie, van
welke het middelste hooger
is. Aan de buitenzijde is
aangebracht eene boog-
stelling rustende op slanke
aangeleunde zuiltjes, waar-
tusschen de vensters. De
middelste boog is wegens
het hoogere venster »op
stelten” geplaatst en reikt
zóó eenigszins in de dwerg-
galerij. Het komt ons voor,
dat het met een bepaald
doel is geschied, dat de
middelste absidiole grooter
en het middelste venster
hooger is gemaakt. Con-
structief was zulks niet
noodig. Aan het koor der
O. L. Vr. Kerk te Maastricht
is het middelste venster
óók hooger dan de andere.

Inwendig wordt de ven-
sterafdeeling in hoofdzaak
bepaald door het gewelf.

Bij de hoofdabsis bestaat

het gewelf uit drie cellen. De twee gewelfribben, welke de cellen scheiden, rusten op vrij-
staande zuiltjes, zoodat tusschen deze en den buitenmuur een doorgang blijft en zoo eene
loopgang vóór de vensters ontstaat. De geboorte der gewelfcellen is een halfronde boog. De zij -
absiden vertoonen gelijksoortigen aanleg. Ook daar vrijstaande zuiltjes tot steun der gewelf-
ribben en eene galerij. Het aantal gewelfcellen is hier vijf en hunne geboorte is een spitsboog.

Afb. 17. — O. L. Vrouwe Munsterkerk.

Afb. 16.

121