N., Z. en W. rechthoekige vakken en in de Z.-W.- en Z.-O.-hoeken twee vierkanten.
Deze laatste waren de onderhouwen van twee torens.
Afb. 21. In de oorspronkelijke kerk moet deze geheele vlakte ter hoogte van de gewelven
der zijbeuken overwelfd zijn geweest. De vier gordelbogen om het vierkante middenvak
waren segmentbogen — drie er van bestaan nog — en op deze rustte een zeer vlak
romaansch gewelf. Dergelijke vlakke gewelven op segmentbogen komen meer voor, o.a.
in den westerbouw te Rolduc uit het eerste decennium der XIID eeuw. Het gewelf te
Roermond is afgebroken tijdens de verbouwing na 1224. De impostlijsten aan de pijlers,
van den oostelijken boog zijn nog aanwezig en hebben hetzelfde profiel als de niet
verkapte impostlijsten van den middenbeuk. De tribune boven genoemde gewelven stond in
verbinding met de galerijen boven de zijbeuken. Zij was toegankelijk door twee traptorentjes,
geplaatst waarschijnlijk in de Z.O. en N.O. hoeken. Aan de Zuid- en Noordzijde van
den westerbouw, buitenzijde, is naast de drie daar aanwezige vensters een blinde boog,
’t welk eenigszins vreemd aandoet. Ter plaatse van den blinden boog vermoeden wij,
dat inwendig het traptorentje moet geweest zijn.
In de bouwperiode van den westerbouw, vermoedelijk omstreeks 1244, werd het
bovengedeelte van den bestaanden westerbouw afgebroken tot omstreeks de hoogte van
den aanzet van de gewelven der kerk. Daarvan zijn de sporen nog aanwezig. Daarna
werd het geheel aanmerkelijk hooger opgebouwd en gewelfd, zoodat ook het dak van
den westerbouw veel hooger ligt dan dat van de kerk. Twee boven elkaar geplaatste
vensterrijen verlichten de tribune. De torenruimten, zoowel in de benedenverdieping als
op de tribune zijn geheel open, zoodat de eigenlijke torens eerst beginnen boven de
gewelven der tribune. Het groote, vierkante middenvak is thans, door het verdwijnen van
het oorspronkelijk gewelf ter hoogte van de tribune geheel open, zoodat de westerbouw
thans een | [-vorm vertoont. Door het afbreken van het vroegere gewelf van dat middenvak
werd de tribune aanmerkelijk in oppervlakte verkleind. Om hieraan tegemoet te komen
werd tegen den westelijken muur aangebouwd een voorbouw, ter breedte van de middenbeuk,
en deze ruimte in open verbinding gebracht met de tribune. In de benedenverdieping
is deze ruimte thans voorportaal. Daardoor won tevens de middenbeuk in lengte.
De vraag of de kerk twee westelijke torens heeft gehad, zooals zij thans na de
restauratie bezit is een open vraag. Beschouwen wij de bijgevoegde teekening der kerk,
zooals zij was vóór de restauratie, dan blijkt de N. en Z. zijde van den westerbouw
naast elkaar twee gelijke driehoekige topgevels te bezitten. De westelijke is bij de restauratie
door den bouw van den toren verdwenen. Bedoelde gevel wijst er nu o.i. op, dat er
geen toren is geweest. Ook is bekend, dat de Cisterciënsers geen torens aan hunne kerken
mochten hebben, tenzij een kleine op de viering. Toch wijst het grondplan der kerk en
de opbouw duidelijk op twee westertorens. Deze tegenspraak verdwijnt echter, wanneer
wij aannemen, dat er vóór de tegenwoordige kerk eene andere bestaan heeft. Deze, geen
Cisterciënserkerk, had wèl twee torens. Doch bij de verbouwing door Richarda en hare
opvolgsters heeft men een groot gedeelte van den ouden westerbouw met de bestaande
128
Deze laatste waren de onderhouwen van twee torens.
Afb. 21. In de oorspronkelijke kerk moet deze geheele vlakte ter hoogte van de gewelven
der zijbeuken overwelfd zijn geweest. De vier gordelbogen om het vierkante middenvak
waren segmentbogen — drie er van bestaan nog — en op deze rustte een zeer vlak
romaansch gewelf. Dergelijke vlakke gewelven op segmentbogen komen meer voor, o.a.
in den westerbouw te Rolduc uit het eerste decennium der XIID eeuw. Het gewelf te
Roermond is afgebroken tijdens de verbouwing na 1224. De impostlijsten aan de pijlers,
van den oostelijken boog zijn nog aanwezig en hebben hetzelfde profiel als de niet
verkapte impostlijsten van den middenbeuk. De tribune boven genoemde gewelven stond in
verbinding met de galerijen boven de zijbeuken. Zij was toegankelijk door twee traptorentjes,
geplaatst waarschijnlijk in de Z.O. en N.O. hoeken. Aan de Zuid- en Noordzijde van
den westerbouw, buitenzijde, is naast de drie daar aanwezige vensters een blinde boog,
’t welk eenigszins vreemd aandoet. Ter plaatse van den blinden boog vermoeden wij,
dat inwendig het traptorentje moet geweest zijn.
In de bouwperiode van den westerbouw, vermoedelijk omstreeks 1244, werd het
bovengedeelte van den bestaanden westerbouw afgebroken tot omstreeks de hoogte van
den aanzet van de gewelven der kerk. Daarvan zijn de sporen nog aanwezig. Daarna
werd het geheel aanmerkelijk hooger opgebouwd en gewelfd, zoodat ook het dak van
den westerbouw veel hooger ligt dan dat van de kerk. Twee boven elkaar geplaatste
vensterrijen verlichten de tribune. De torenruimten, zoowel in de benedenverdieping als
op de tribune zijn geheel open, zoodat de eigenlijke torens eerst beginnen boven de
gewelven der tribune. Het groote, vierkante middenvak is thans, door het verdwijnen van
het oorspronkelijk gewelf ter hoogte van de tribune geheel open, zoodat de westerbouw
thans een | [-vorm vertoont. Door het afbreken van het vroegere gewelf van dat middenvak
werd de tribune aanmerkelijk in oppervlakte verkleind. Om hieraan tegemoet te komen
werd tegen den westelijken muur aangebouwd een voorbouw, ter breedte van de middenbeuk,
en deze ruimte in open verbinding gebracht met de tribune. In de benedenverdieping
is deze ruimte thans voorportaal. Daardoor won tevens de middenbeuk in lengte.
De vraag of de kerk twee westelijke torens heeft gehad, zooals zij thans na de
restauratie bezit is een open vraag. Beschouwen wij de bijgevoegde teekening der kerk,
zooals zij was vóór de restauratie, dan blijkt de N. en Z. zijde van den westerbouw
naast elkaar twee gelijke driehoekige topgevels te bezitten. De westelijke is bij de restauratie
door den bouw van den toren verdwenen. Bedoelde gevel wijst er nu o.i. op, dat er
geen toren is geweest. Ook is bekend, dat de Cisterciënsers geen torens aan hunne kerken
mochten hebben, tenzij een kleine op de viering. Toch wijst het grondplan der kerk en
de opbouw duidelijk op twee westertorens. Deze tegenspraak verdwijnt echter, wanneer
wij aannemen, dat er vóór de tegenwoordige kerk eene andere bestaan heeft. Deze, geen
Cisterciënserkerk, had wèl twee torens. Doch bij de verbouwing door Richarda en hare
opvolgsters heeft men een groot gedeelte van den ouden westerbouw met de bestaande
128