rand der teekening; we zien daarbij nog de met inkt geschreven letters gh (van: oogh) *).
De as van het dwarspand staat loodrecht op het tafereel, de lengte-as van het schip is
dus evenwijdig met het tafereel. Nu merken wij bij de zuilen van het middenschip iets
zeer bijzonders op. Wanneer we ze vergelijken met de zuilen op de teekening van
twintig jaar vroeger, April 1634 [I], zien we, dat de basementen, daar op het rechter-
gedeelte voorkomende (waar we een deel van denzelfden, zuidelijken arm van het dwars-
pand zien), aanmerkelijk kleiner zijn, ze missen nl. het vierkante benedenstuk en bestaan
alleen nog uit één enkel achtkant gedeelte. Verder blijkt, dat de proportie van basementen
en zuilen overigens ongewijzigd bleef en dat op beide teekeningen [I en III] de hoogte
van het achthoekige basementsgedeelte bijna der totale zuilhoogte bedraagt. Aangezien
Afb IV. — Kerk te Assendelft N.-H. 1633. Teekening van P. Saenredam. (Rijks-
Prentenkabinet te Amsterdam).
dus aan de lengte der zuil tot en met dat achtkante basement niets veranderd is, moet
de vloer der kerk tusschen 1634 en 1654 zijn opgehoogd, en wel tot een hoogte gelijk
aan die van het vierkante ondergedeelte der basementen in de teekening van 1634.
Hierop wijzen dan ook nog andere afwijkingen in de teekening van 1654 [III]: de
afstand van den vloer tot den benedenrand der vensters is aanzienlijk verminderd; de
op beide teekeningen in den zuidelijken zijbeuk zichtbare ingang is hier aanmerkelijk
lager; de nissen onder de vensters in den zijbeuk zijn verdwenen. Tenslotte moet ik op
het eigenaardige verschijnsel wijzen, dat de vroegere rondboogvormige gordelbogen der 1
1) Blijkbaar had de schilder, zooals dat bij grootere perspectivische constructies meer gedaan
wordt, het blad der teekening met een stuk voor de buiten het kader vallende hulplijnen (naar het
linker-distantiepunt) verlengd.
185
De as van het dwarspand staat loodrecht op het tafereel, de lengte-as van het schip is
dus evenwijdig met het tafereel. Nu merken wij bij de zuilen van het middenschip iets
zeer bijzonders op. Wanneer we ze vergelijken met de zuilen op de teekening van
twintig jaar vroeger, April 1634 [I], zien we, dat de basementen, daar op het rechter-
gedeelte voorkomende (waar we een deel van denzelfden, zuidelijken arm van het dwars-
pand zien), aanmerkelijk kleiner zijn, ze missen nl. het vierkante benedenstuk en bestaan
alleen nog uit één enkel achtkant gedeelte. Verder blijkt, dat de proportie van basementen
en zuilen overigens ongewijzigd bleef en dat op beide teekeningen [I en III] de hoogte
van het achthoekige basementsgedeelte bijna der totale zuilhoogte bedraagt. Aangezien
Afb IV. — Kerk te Assendelft N.-H. 1633. Teekening van P. Saenredam. (Rijks-
Prentenkabinet te Amsterdam).
dus aan de lengte der zuil tot en met dat achtkante basement niets veranderd is, moet
de vloer der kerk tusschen 1634 en 1654 zijn opgehoogd, en wel tot een hoogte gelijk
aan die van het vierkante ondergedeelte der basementen in de teekening van 1634.
Hierop wijzen dan ook nog andere afwijkingen in de teekening van 1654 [III]: de
afstand van den vloer tot den benedenrand der vensters is aanzienlijk verminderd; de
op beide teekeningen in den zuidelijken zijbeuk zichtbare ingang is hier aanmerkelijk
lager; de nissen onder de vensters in den zijbeuk zijn verdwenen. Tenslotte moet ik op
het eigenaardige verschijnsel wijzen, dat de vroegere rondboogvormige gordelbogen der 1
1) Blijkbaar had de schilder, zooals dat bij grootere perspectivische constructies meer gedaan
wordt, het blad der teekening met een stuk voor de buiten het kader vallende hulplijnen (naar het
linker-distantiepunt) verlengd.
185