Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 3.1890

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.24588#0505

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
NARDUS-BID.

489

als deze terugtocht had die weg, die hij zoo wel kende,
nooit gevallen.

« Nauw 't mer geholpen haw, waar 't zo erg
iiie, » zei hij 's avonds, als 't meisje blij trippelend
zijne hut was ingesneld.

« lek zij benuuwd oewe vrijer te zien, 't moet
ene flinke manskèrrel zijn, iemes, die er nie tegen
opziet » !., «en bastert te nemen », vulde ze met starren
ernst aan, die terzelfder stond in zorgeloos vergeten
overging, 't Was niet enkel de vrees van te kwetsen,
die zijne woorden onderbrak; een vermoeiend lang
hoesten deed hem de hand op de ingedoken borst
drukken en zijn gelaat een uiterst pijnlijken trek aan-
nemen.

« 't Zal gin drie daag mir duren, kniel e lutske
langer bij den boom as ge Nardus-bid het helpen
begroaven. »

« Mer Nardus, auwe, taaie jongen, wie denkt er
nauw aan sterven? » lachte ze luchthartig.

« As men op den weg noa 't roadhous een lijk-
baar tegen kumt, lijkt het zo onmeugelijk dè ie noa
't kerkhof gi; de jonkheid wil oogenbegaucheling. »
« Ermen, auwen doezeler, » zei 't meisje uitgaande om
iets verwarmends te halen, daar hij bij 't hoogvlammend
vuur nog huiverde.

Weinige dagen later stonden twee menschen, als
de kleine rouwstoet verdwenen was, nog een wijle bij
het geopend graf. De roodgeschreide oogen van 't meisje
staarden op de kist, als ze tegen den ander angstig
fluisterde : « As die beevert 't is gedaan had ».

« Dan zimme in 't kapelleke gaan bidden, dè 't ae
vergeven worre, « klonk het zoo opgeruimd, als de
eerbied dit op 't kerkhof gedoogde, en 't meisje voelde
zich door 't vochtige gras meegetroond van den graf-
rand.
 
Annotationen