De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis (3.Ser. 3.1890)

fg fSbtecI onÖBr 23fa5ül (0.

Opheldering,

J. T'J -X' vr'end, de Hear Th. Ign. Welvaarts, prior en archivaris
4i 11 van Postel, heeft op blz. 529 van dit tijdschrift, in een
\ om zijn onderwerp hoogst belangrijk artikel, eene oor-
p konde van het jaar 1340/1 medegedeeld, — eene korte
inhoudsopgave daaraan toegevoegd en eenige uitdrukkingen dier
oorkonde verklaard. Ik heb tegen een en ander enkele bezwaren,
en acht de zaak van genoegzaam belang om er den lezers met
een enkel woord op te wijzen. « Luidens dit bescheiden, » zegt
de Heer Welvaarts, cc. had de hertog eene som van 400 schilden
ter leen ontvangen van Postel's godshuis en tot kwijting dezer
schuld gaf de vorst zijne goederen te Netersel aan dem overste en
aan zijn klooster. » Dit nu, blijkt uit de oorkonde niet. Er is
daarin van eene vroegere geldleening geen sprake; wel wordt
daarbij cc waerschap » gedaan van eenen koop en verkoop der
bedoelde goederen tegen eenen bereids betaalden koopprijs, hier
cc voorlive » genoemd, en tegen eenen jaarlijkschen erfcijns. Het
misverstand zal wrel ontstaan zijn door het verkeerd begrip, dat
de Heer Welvaarts, blijkens de toegevoegde noot, zich van het
woord cc voorlive » heeft gevormd. I.k behoef hier niet terug te
komen op de etymologische verklaring, door den Heer W. gegeven,
als zijnde die hier van geen belang, maar alleen opmerken, dat
voorlijf —■ prcelivium in oorkonden van dezen tijd en in alle
latere bij overdrachten niets anders beteekent dan eene in eens
gegeven som, en dit in tegenstelling met eene daaraan toegevoegde

(1) Verg. D. War. bl. 624 vlgg..