>aÖett»jcfj ett Bloêtnar&itme,
door Edw. van Even (i).
BjEDERT eenige jaren hebben de werken van
| Hadewijch meer bijzonder de aandacht der
■ geleerden gaande gemaakt. De heeren Jonck-
bloet, Van Helten, Martin, Vercoullie en Frede-
ricq hielden er zich beurtelings mede onledig.
Een jeugdige duitscher, Martin Joris, verkoos hare
gedichten tot onderwerp van zijn academisch proef-
schrift voor het bekomen van den graad van doctor
in de wijsbegeerte bij de hoogeschool van Straats-
burg (2). Dit moet geene verwondering baren : de
schriften dezer zonderlinge vrouw moeten gerekend
worden onder de oudste gewrochten in de landtaal
vervat, welke uit de middeleeuwen tot ons zijn ge-
komen. Niet alleen voor de taalstudie, maar tevens
voor de geschiedenis der zeden en gewoonten in
het dietsche land, leveren zij een wezenlijk belang
op.
(1) Opmerkingen nopens 'Ie verhandeling van den heer hoogleeraar
Paul Fredericq, gehouden in de vergadering der academie van
wetenschappen, te Amsterdam.
(2) Dietsche Warande van 1895.
door Edw. van Even (i).
BjEDERT eenige jaren hebben de werken van
| Hadewijch meer bijzonder de aandacht der
■ geleerden gaande gemaakt. De heeren Jonck-
bloet, Van Helten, Martin, Vercoullie en Frede-
ricq hielden er zich beurtelings mede onledig.
Een jeugdige duitscher, Martin Joris, verkoos hare
gedichten tot onderwerp van zijn academisch proef-
schrift voor het bekomen van den graad van doctor
in de wijsbegeerte bij de hoogeschool van Straats-
burg (2). Dit moet geene verwondering baren : de
schriften dezer zonderlinge vrouw moeten gerekend
worden onder de oudste gewrochten in de landtaal
vervat, welke uit de middeleeuwen tot ons zijn ge-
komen. Niet alleen voor de taalstudie, maar tevens
voor de geschiedenis der zeden en gewoonten in
het dietsche land, leveren zij een wezenlijk belang
op.
(1) Opmerkingen nopens 'Ie verhandeling van den heer hoogleeraar
Paul Fredericq, gehouden in de vergadering der academie van
wetenschappen, te Amsterdam.
(2) Dietsche Warande van 1895.