Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 9.1896

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26591#0207

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
DICHTKUNST, LETTEREN.

W Jtlli* Haefacfcttb

door J. H. Hofman.

Jn den aanvang der zeventiende eeuw vinden
we bezuiden Utrecht in het gerecht van
Vreeswijk of de Vaart eenen Otto Haefac-
ker, landman naar ’t schijnt, wiens zoon Willem
in 1628 en vervolgens uitdrukkelijk wordt vermeld
als de eigenaar van twee perceelen uiterwaard al-
daar (i). De weduwe van dezen laatste vinden we
in Mei 1659 te Montfoort gevestigd in de Hoofd-
straat, westeinde, dicht bij het stadhuis. Willem
schijnt ons toe de stamhouder te zijn en leen vol-
ger op het erf der Haefackers, dat daar beneden
Vreeswijck aan den Leckedijk lag. Hij moet twee

(1) De voogden van Jor Joriphaes van Amerongen Jacobsz dra-
gen den leenheer op : « zeeckeren vuytterweert groot omtrent twee
« mergen, twee hondt ende ettelijcke roeden, gelegen in den gerech-
« te van Vreeswijck beneden de Vaert..., daer oostwaerts boven Wil-
« lem Otten Haefacker ende westwaerts beneden Joost van Schroy-
« esteyn naest gelant... zijn» ... ; hiermede wordt Willem Otlensz.
Haefacker aanstonds beleend, nl. den « lesten May in ’tjaeriÓ28. »
(Sticlitsch Leenboek EE. fol. 18-9, in de Rijksarchieven te Utrecht.)
 
Annotationen