BIJLAGEN.
’£srug6lifi, (I)
door Jan Lodewijks.
eeds drie en twintig jaren
Zijn ijlings heen gevaren
Ten rechterstoel van God,
Om rekenschap te geven
Van ’t hun geschonken leven
En hun verscheiden lot.
Reeds drie en twintig jaren!. .
Och, lachte in buigende aren
Een gulden oogst mij aan....
Maar niets kan ik U brengen,
Mijn God, dan dorre stengen
En half verstorven blaên!
Toch,. toch, almacht’ge Liefde,
Hoe U mijn zwakheid griefde,
Uw trouwe wankelt niet;
Gij kendet mijne ellende
Eer ’k zelf haar diepte kende :
Welaan, Uw wil geschied’.
(p) Verg, van dezen jongen dichter, D. Warande, 1895, bl. 308.