Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 9.1896

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.26591#0365

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
GESCHIEDENIS DER BRUGSCHE HANZE. 355

vreezen : immers, acht dagen nadien, den yn Augustus,
veerdigde hij het bevel uit dat de Hanzische kooplie-
den niet mochten mishandeld worden, en den i2n getuigde
hij dat hij 5 Hanzische kooplieden voor een jaar onder
zijne bescherming nam, omdat zij gezworen hadden tot
de Duitsche handelaars in Vlaanderen, die zich tegen
Engelschen en tegen Engeland vergrepen hadden, niet
te behooren. (i)

Ernstig was de gepleegde misdaad; koning Edward
moest recht eischen voor zijnen omgekomen onderdaan.
Maar wij bestatigen dat hij de schuld van eenigen solidair-
lijk op al de manschappen der Hanze legt, en dat hij
eene uiterst weinig verwikkelde strafpleging aanwendt,
welke later ook door zijne opvolgers zal toegepast worden.
Op economisch gebied was die maatregel allernoodlottigst
voor die handelaars en hunnen handel; in- en uitle-
vering was gestremd; de eer van het korps getroffen.
Nochtans, de koning duldt geen geweld tegen de koop-
lieden, en, alwie vóór hem eed van onschuld aflegt,
zal hij onder zijne bescherming nemen.

Middelerwijl kwam die droeve mare over de zee en
aan de ooren der Vlamingen en duitsche kooplieden
hier te lande. Geheel Vlaanderen en Graaf Lodewijk
van Male beloofden den gevangenen den verschuldigden
bijstand. Brugge alleen was slecht gezind en weigerde
hardnekkig hare getuigenis over den moord van den
Engelsehman. Brugge verijdelde weken lang, door dit
eigenzinnig gedrag, de uitlevering der gevangenen en
der in beslag genomen goederen. Dit verbitterde de Duit-
sche kooplieden te Brugge gevestigd, en zij beklaagden
zich desaangaande in een schrijven aan Lubeck in dato

(1) Höhlbaum,

III, 99,110.
 
Annotationen