OMROEPER.
4°7
critiek steunt doorgaans op goede gronden en altoos op een vaste
overtuiging en wordt door bewijzen gesterkt.
« Het is aangenamer gedichten te genieten, dan den dichter te
betuttelen », zegt Kloos in een opstel over Herman Gorter. Maar
hoe tot het genieten te komen van een poëet van wien Kloos zelf
(deel II blz. 147) zegt : « Deze allernieuwste dichter schrijft hoe lan-
ger hoe meer een taal zoo onbegrijpelijk voor het meerendeel der
menschen, dat het antwoord van velen, zelfs zeer erg wel willenden,
slechts een lachbui is •», en verder : « zijn beeldspraak is zoo vreemd
dat men er blind voor blijft ». Kloos staat, waar het verzen geldt,
op een zeer bijzonder standpunt. Dat « de poëzie niet kan bestaan
zonder de klankexpressie » (deel I blz. 171) zal ieder gereedelijk
toegeven : of liever, dat spreekt van zelf. Maar Kloos gaat veel ver-
der, waar hij zegt (deel I blz. 148) : « Het talent van een artist-met-
woorden (alias dichter) moet niet worden beoordeeld naar het diep-
zinnige zijner gedachten, of het treffende der gebeurtenissen, die hij
bezingt, maar uitsluitend, en alleen (wij kursieveeren) naar de kracht
en fijnheid, waarmede hij de gedachten en sentimenten en gebeurte-
nissen heeft gevoeld en gezien, en naar de meerdere of mindere
zuiverheid, waarmede hij dat gevoel door klanken heeft weten uit te
drukken ». Hadde Kloos geschreven « dat het talent enz., niet alleen
moet worden beoordeeld enz., maar ook enz. », niemand zou daarte-
gen eenig bezwaar kunnen hebben. Later schijnt hij zelf het over-
drevene van zijn stelling te hebben ingezien, althans op blz. 171
schrijft hij : «Dat toch de poëzie niet alleen ligt in de beteekenis
der woorden enz ».
Het boek prikkelt vaak tot tegenspraak, maar het wekt tevens
tot denken en het is een kostelijke bijdrage tot de letterkundige ge-
schiedenis van deze « fin de siècle ». (Uit Het Vaderland.)
Vlaamsche Academie. — In de zitting van Mei heeft de
Academie ten geschenke ontvangen : « De Vlaamsche volksnamen der
planten van België en van Fransch-Vlaanderen, » door P. Paque, S. J.
N. de Pauw heeft eene lezing gehouden over een grafschrift dat
men op een zerk van 1290 leest, gevonden in den Braemgaten te
Gent. Eindelijk heeft F. Van der Haeghen lezing gegeven van een
opstel getiteld : ;< Eene pleitrede ten gunste van het Vlaamsch na
de ióc eeuw, benevens eenige opmerkingen over dit weinig bekende
werk. Deze verschillende lezingen zullen gedrukt worden in het Bulletijn
van de Akademie.
De vergadering heeft besloten tot het drukken van een zeer lijvig
gedenkschrift over de Kamers van Rhetorica, voor 40 jaren door
M. Prud. Van Duyse geschreven. De uitgave zal gedaan worden door
F. De Potter en Florimond Van Duyse.
In de zitting van Juni gaf de heer Coopman verslag van
de laatste afleveringen van het Woordenboek, de kr. Daems biedt
Uit Bosch en Brand van A. Vermeiren aan. De heeren De Vreese
4°7
critiek steunt doorgaans op goede gronden en altoos op een vaste
overtuiging en wordt door bewijzen gesterkt.
« Het is aangenamer gedichten te genieten, dan den dichter te
betuttelen », zegt Kloos in een opstel over Herman Gorter. Maar
hoe tot het genieten te komen van een poëet van wien Kloos zelf
(deel II blz. 147) zegt : « Deze allernieuwste dichter schrijft hoe lan-
ger hoe meer een taal zoo onbegrijpelijk voor het meerendeel der
menschen, dat het antwoord van velen, zelfs zeer erg wel willenden,
slechts een lachbui is •», en verder : « zijn beeldspraak is zoo vreemd
dat men er blind voor blijft ». Kloos staat, waar het verzen geldt,
op een zeer bijzonder standpunt. Dat « de poëzie niet kan bestaan
zonder de klankexpressie » (deel I blz. 171) zal ieder gereedelijk
toegeven : of liever, dat spreekt van zelf. Maar Kloos gaat veel ver-
der, waar hij zegt (deel I blz. 148) : « Het talent van een artist-met-
woorden (alias dichter) moet niet worden beoordeeld naar het diep-
zinnige zijner gedachten, of het treffende der gebeurtenissen, die hij
bezingt, maar uitsluitend, en alleen (wij kursieveeren) naar de kracht
en fijnheid, waarmede hij de gedachten en sentimenten en gebeurte-
nissen heeft gevoeld en gezien, en naar de meerdere of mindere
zuiverheid, waarmede hij dat gevoel door klanken heeft weten uit te
drukken ». Hadde Kloos geschreven « dat het talent enz., niet alleen
moet worden beoordeeld enz., maar ook enz. », niemand zou daarte-
gen eenig bezwaar kunnen hebben. Later schijnt hij zelf het over-
drevene van zijn stelling te hebben ingezien, althans op blz. 171
schrijft hij : «Dat toch de poëzie niet alleen ligt in de beteekenis
der woorden enz ».
Het boek prikkelt vaak tot tegenspraak, maar het wekt tevens
tot denken en het is een kostelijke bijdrage tot de letterkundige ge-
schiedenis van deze « fin de siècle ». (Uit Het Vaderland.)
Vlaamsche Academie. — In de zitting van Mei heeft de
Academie ten geschenke ontvangen : « De Vlaamsche volksnamen der
planten van België en van Fransch-Vlaanderen, » door P. Paque, S. J.
N. de Pauw heeft eene lezing gehouden over een grafschrift dat
men op een zerk van 1290 leest, gevonden in den Braemgaten te
Gent. Eindelijk heeft F. Van der Haeghen lezing gegeven van een
opstel getiteld : ;< Eene pleitrede ten gunste van het Vlaamsch na
de ióc eeuw, benevens eenige opmerkingen over dit weinig bekende
werk. Deze verschillende lezingen zullen gedrukt worden in het Bulletijn
van de Akademie.
De vergadering heeft besloten tot het drukken van een zeer lijvig
gedenkschrift over de Kamers van Rhetorica, voor 40 jaren door
M. Prud. Van Duyse geschreven. De uitgave zal gedaan worden door
F. De Potter en Florimond Van Duyse.
In de zitting van Juni gaf de heer Coopman verslag van
de laatste afleveringen van het Woordenboek, de kr. Daems biedt
Uit Bosch en Brand van A. Vermeiren aan. De heeren De Vreese