430
EEN HELD.
nog gaarne uren lang naar hem geluisterd had, want
zij durfde hem niet langer ophouden, en reikte
hem met eene zekere schroomvalligheid de hand.
« Dus hebt gij waarlijk niets noodig ? » vroeg zij.
« In het geheel niets. Ik dank u. De boeren
hier in den,omtrek zijn vriendelijke lieden en zul-
len mij van alles voorzien. »
« Maar misschien zult gij u somtijds wat een-
zaam gevoelen. Het zou mijn broeder een groot
genoegen wezen als gij ons nu en dan eens opzocht. Ik
zou u zijne werkplaats laten zien. Raoul heeft zoo-
veel talent. »
« Als ik ooit kan; — ik durf het niet beloven,
want ik bezoek al sedert zoolang niemand meer, —
dan zal het bovenal wezen om van zijn geluk ge-
tuige te zijn, dat hij zulk eene zuster heeft, » sprak
de vroegere krijgsman vol ernst, en na hare kleine
hand gedrukt te hebben, deed hij haar uitgeleide
tot aan het hek.
« Het is de jeugd, die mijne woning heeft be-
treden, » sprak hij tot zichzelven, toen zij zich ver-
wijderd had... « Jeugd! » herhaalde hij, en in zijne
stem klonk dat hartstochtelijk verlangen, waarmede
men een geliefden doode betreurt.
Intusschen daalde het jonge meisje den heuvel
af, om zich weder naar huis te begeven ; maar
hare gedachten bleven vertoeven bij den eenzamen
man. Da Tour ? Zij had nooit dien naam als dien
van een bijzonderen mensch hooren noemen ; ook
aan Raoul scheen hij niets te hebben gezegd, en
toch was er iets, wat haar zeide dat deze man niet
de eerste de beste officier kon zijn geweest, die
slechts eigen bevordering had gezocht in het leger.
Hij was een geloovige en dus geen man van de
EEN HELD.
nog gaarne uren lang naar hem geluisterd had, want
zij durfde hem niet langer ophouden, en reikte
hem met eene zekere schroomvalligheid de hand.
« Dus hebt gij waarlijk niets noodig ? » vroeg zij.
« In het geheel niets. Ik dank u. De boeren
hier in den,omtrek zijn vriendelijke lieden en zul-
len mij van alles voorzien. »
« Maar misschien zult gij u somtijds wat een-
zaam gevoelen. Het zou mijn broeder een groot
genoegen wezen als gij ons nu en dan eens opzocht. Ik
zou u zijne werkplaats laten zien. Raoul heeft zoo-
veel talent. »
« Als ik ooit kan; — ik durf het niet beloven,
want ik bezoek al sedert zoolang niemand meer, —
dan zal het bovenal wezen om van zijn geluk ge-
tuige te zijn, dat hij zulk eene zuster heeft, » sprak
de vroegere krijgsman vol ernst, en na hare kleine
hand gedrukt te hebben, deed hij haar uitgeleide
tot aan het hek.
« Het is de jeugd, die mijne woning heeft be-
treden, » sprak hij tot zichzelven, toen zij zich ver-
wijderd had... « Jeugd! » herhaalde hij, en in zijne
stem klonk dat hartstochtelijk verlangen, waarmede
men een geliefden doode betreurt.
Intusschen daalde het jonge meisje den heuvel
af, om zich weder naar huis te begeven ; maar
hare gedachten bleven vertoeven bij den eenzamen
man. Da Tour ? Zij had nooit dien naam als dien
van een bijzonderen mensch hooren noemen ; ook
aan Raoul scheen hij niets te hebben gezegd, en
toch was er iets, wat haar zeide dat deze man niet
de eerste de beste officier kon zijn geweest, die
slechts eigen bevordering had gezocht in het leger.
Hij was een geloovige en dus geen man van de