33o RENAISSANCE IN ITALIË.
werden gebouwd en hospitalen (48), welke grooten dienst
deden bij overslroomingen (345) en nog meer bij de ver-
heerende pest en andere besmettekelijke ziekten (346, n. 2).
In het midden der 15° eeuw was slechts een klein
deel der ilaliaansche natie door het eigenlijke misbruik
der heidensche kunst aangetast. Maar de bekoring, welke
daarvan uitging. werkte langzamerhand aanstekelijk op
kringen, die zich steeds verwijdden en verwijdden (75).
Met de heidensche zedeloosheid namen ook moord en
doodslag in en buiten de kerk machtig toe, want men
stelde zich Brutus en Cassius tot voorbeeld (98). Ja,
reeds in het jaar 1485 was zelfs onder het volk de ge-
dachte aan het heidendom zoo verspreid, dat, toen bij
zekere gelegenheid een aloud gebalsemd lijk opgegraven
werd (240), paus Innocentius vreesde dat dit aanleiding
zou geven tot het vormen (aufkeimen) van een « volks-
heidendom » (1).
Te recht vreesde dan ook een « zekere Rijnlander »
in dienst van kardinaal Briconnet in Italië, onder den
invloed van de oostersche renaissancepracbt, deze kunst-
weelde en wellust aller standen der maatschappij, een
« heidensche Epicureer » te worden en het geloof aan
de onsterfelijkheid der ziel te verliezen (482, n. 3).
« Roemzucht, begeerte naar onsterfelijkheid, » zegt
Pastor, voortvloeiende uit de teugellooze ontwikkeling
der idee van persoonlijke waarde, van « individualiteit »,
als gevolg van de studie der oudheid, waren de sterke
drijfveeren dezer toenemende verbastering, waarvan ten
(1) Ook de begaafde beoordeelaar van Pastors geschiedenis,
i« de Stimmen aus Maria Laach, 1896, bi. 323, Baumgartner, spreekt
van het toenmalige ongeloof in Italië, maar meent dat de eigenlijke
leer van het Heidendom in streng dogmatischem Sinne zich waar-
schijn'ijk tot eenen 2eer nauwen kring van menschen bepaalde.
werden gebouwd en hospitalen (48), welke grooten dienst
deden bij overslroomingen (345) en nog meer bij de ver-
heerende pest en andere besmettekelijke ziekten (346, n. 2).
In het midden der 15° eeuw was slechts een klein
deel der ilaliaansche natie door het eigenlijke misbruik
der heidensche kunst aangetast. Maar de bekoring, welke
daarvan uitging. werkte langzamerhand aanstekelijk op
kringen, die zich steeds verwijdden en verwijdden (75).
Met de heidensche zedeloosheid namen ook moord en
doodslag in en buiten de kerk machtig toe, want men
stelde zich Brutus en Cassius tot voorbeeld (98). Ja,
reeds in het jaar 1485 was zelfs onder het volk de ge-
dachte aan het heidendom zoo verspreid, dat, toen bij
zekere gelegenheid een aloud gebalsemd lijk opgegraven
werd (240), paus Innocentius vreesde dat dit aanleiding
zou geven tot het vormen (aufkeimen) van een « volks-
heidendom » (1).
Te recht vreesde dan ook een « zekere Rijnlander »
in dienst van kardinaal Briconnet in Italië, onder den
invloed van de oostersche renaissancepracbt, deze kunst-
weelde en wellust aller standen der maatschappij, een
« heidensche Epicureer » te worden en het geloof aan
de onsterfelijkheid der ziel te verliezen (482, n. 3).
« Roemzucht, begeerte naar onsterfelijkheid, » zegt
Pastor, voortvloeiende uit de teugellooze ontwikkeling
der idee van persoonlijke waarde, van « individualiteit »,
als gevolg van de studie der oudheid, waren de sterke
drijfveeren dezer toenemende verbastering, waarvan ten
(1) Ook de begaafde beoordeelaar van Pastors geschiedenis,
i« de Stimmen aus Maria Laach, 1896, bi. 323, Baumgartner, spreekt
van het toenmalige ongeloof in Italië, maar meent dat de eigenlijke
leer van het Heidendom in streng dogmatischem Sinne zich waar-
schijn'ijk tot eenen 2eer nauwen kring van menschen bepaalde.