EEN HELD.
6l7
enkel voor uwe komst heb ik u te danken, ik zag
aan alles dat gij hier ook in mijne afwezigheid waart
geweest. »
« Dat was zoo weinig moeite en zoo natuurlijk, »
antwoordde het jonge meisje, verlegen met zijne
dankbetuigingen.
« Zoo weinig en zoo natuurlijk, dat geen ander
dan u er ooit aan zou hebben gedacht; maar kom
binnen, en vergeef de wanorde, die overal heerscht;
ik ben bezig met het rangschikken mijner papieren.
Als men voor langen tijd op reis gaat, moet men
zich op alles voorbereiden. »
« Gij verlaat ons toch niet voor goed? » vroeg
Madelon, hem angstig aanziende.
« Ik hoop van niet. In elk geval zal het niet van
mij afhangen, indien ik hier niet wederkeer; maar
wij blijven sterfelijk. Al onze hooggeroemde lauweren
bezitten nog de macht niet ons leven met eene enkele
seconde te verlengen. »
Hij schoof'haar een stoel toe en bleef zelf tegen
den schoorsteenmantel aangeleund staan.
« Hebt gij uw vriend eenigszins kunnen ver-
troosten ? » vroeg zij, niet durvende aandringen op
het doel dezer nieuwe reis.
Zijn edel gelaat helderde geheel en al op.
« Ja, » sprak hij met zachte stem, « God heeft
mij dat groote geluk geschonken. Toen ik mij tot hem
begaf, had ik niet op zooveel vreugde gehoopt. Ik
duchtte een dier onherstelbare beproevingen, welke
soms de beste onder de stervelingen treffen, en waar-
van de noodzakelijkheid ons eerst Daarboven opge-
helderd worden zal. Le Brigant heeft verscheidene
kinderen; hoe licht had niet een zijner zoons, in jeug-
dige onbezonnenheid, een misslag kunnen begaan,
6l7
enkel voor uwe komst heb ik u te danken, ik zag
aan alles dat gij hier ook in mijne afwezigheid waart
geweest. »
« Dat was zoo weinig moeite en zoo natuurlijk, »
antwoordde het jonge meisje, verlegen met zijne
dankbetuigingen.
« Zoo weinig en zoo natuurlijk, dat geen ander
dan u er ooit aan zou hebben gedacht; maar kom
binnen, en vergeef de wanorde, die overal heerscht;
ik ben bezig met het rangschikken mijner papieren.
Als men voor langen tijd op reis gaat, moet men
zich op alles voorbereiden. »
« Gij verlaat ons toch niet voor goed? » vroeg
Madelon, hem angstig aanziende.
« Ik hoop van niet. In elk geval zal het niet van
mij afhangen, indien ik hier niet wederkeer; maar
wij blijven sterfelijk. Al onze hooggeroemde lauweren
bezitten nog de macht niet ons leven met eene enkele
seconde te verlengen. »
Hij schoof'haar een stoel toe en bleef zelf tegen
den schoorsteenmantel aangeleund staan.
« Hebt gij uw vriend eenigszins kunnen ver-
troosten ? » vroeg zij, niet durvende aandringen op
het doel dezer nieuwe reis.
Zijn edel gelaat helderde geheel en al op.
« Ja, » sprak hij met zachte stem, « God heeft
mij dat groote geluk geschonken. Toen ik mij tot hem
begaf, had ik niet op zooveel vreugde gehoopt. Ik
duchtte een dier onherstelbare beproevingen, welke
soms de beste onder de stervelingen treffen, en waar-
van de noodzakelijkheid ons eerst Daarboven opge-
helderd worden zal. Le Brigant heeft verscheidene
kinderen; hoe licht had niet een zijner zoons, in jeug-
dige onbezonnenheid, een misslag kunnen begaan,