Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
— 46 —
(afgel. van Adir-dag, d. w. z. groote visch) godin der zee bij de Klein-Aziatische volken. De sage,
volgens welke zij met haren zoon Ichthys (de visch) door koning Mopses was gedood, is eene
van de heidensche sagen, die de eerste bekeerders bezigden , om het volk tot het Christendom te
leiden. Deze godheden duiden in ’t algemeen op de voortbrengende natuurkracht; van daar,
dat ook in de hiëroglyphen de visch vermeerdering, vooruitgang, rijkdom, beteekent. In bijna
alle oudere godsdiensten treft men deze of gene openbaring van den wereldgeest onder de ge-
daante van eenen visch aan, van welke omstandigheid voorzeker door de oudste christelijke hiërar-
chiën , bij de hieronder aangevoerde beteekenis , is gebruik gemaakt.
In de symboliek van het Oude Testament wordt de visch tot den Messias in betrekking ge-
bracht; bijv, als verdrijver van den boozen geest uit Tobias; Jonas (Jona) met den walvisch is
prototypus der opstanding (naar aanleiding van Matth. 12, 40). — Op de oud-christelijke graven
treft men den visch aan, als symbolische voorstelling van den Christus, afgeleid van het Griek-
sche woord ’lg&vg voor „visch”, waarvan de letters 1. g. &. u. g (i. ch. th. y. s) werden be-
schouwd als de beginletters van de woorden l(g]<jovg) X(g/<JTÖg) 0(«oy) v(pbg) Jezus Christus,
Gods zoon, Heiland. De Latijnsche kerkvaders duidden dikwijls door het woord pisciculi, vischjes,
de Christenen aan. — In de middeleeuwsche symboliek beteekent de visch in de eerste plaats den
Christen; hij komt doorgaans in dolfijnvorm voor, op de sarcophaagdeksels ter zijde van het anker.
Hieruit laat zich ook de sage verklaren van de visschen, die voor Antonius bogen. Ook beteekent
de visch onschuld, vaderlandsliefde, waakzaamheid, stilzwijgendheid, en, wanneer hij tegen den
stroom in zwemt, standvastigheid in het ongeluk. Als attributen komen de visschen voor bij vele
heiligen. — Ook in de heraldiek treft men den visch in vele vormen aan.
De pad doelt op lasterzucht; cle aal, op lage buitensporigheid; de ratelslang, op het gevaar
der huichelarij; de bloedzuiger, op onverzadelijkheid; de hyena, op den lagen laster; de schildpad
op openlijk goddeloos leven, zedelijke blindheid, traagheid, lekkerbekkerij, enz. — De pauw is het
zinnebeeld der ijdelheid; bij de ouden was hij attribuut van Juno en Argus, dus bovendien symbool
der alwetendheid en waakzaamheid. Daar de Rom. keizerinnen dikwijls na haren dood als Juno
werden afgebeeld, zoo verscheen ook te harer gedachtenis de pauw op de munten. Het is waar-
schijnlijk tengevolge van dit gebruik, dat men den pauw in de christelijke kunst als het symbool
der onsterfelijkheid aantreft. Dat dit dier als attribuut bij St. Liborius voorkomt, heeft zijnen grond
in de legende, volgens welke een pauw als wegwijzer vooruit vloog, bij het overbrengen van het
gebeente van dezen heilige naar Paderborn.— De zwaan was bij de Grieken attribuut vanApollo;
symbool van het duister voorgevoel van den dood. Hier herinneren wij echter aan de voorstelling
van Leda met clen zwaan, als allegorische voorstelling der physieke liefde. Volgens het bekende
verhaal werd Leda door Zeus bezocht in de gedaante van eenen zwaan. Uit de twee eieren ,
die Leda voortbracht, werden Helena en de tweelingen Castor en Polydeukes geboren. Bij de
Indiërs was de zwaan het rijdier van Brahma, symbool van de in den oceaan drijvende aarde. Bij
de Germanen, symbool van de zondeloosheid en van den aanvang van het leven. In de christelijke
kunst eindelijk is de zwaan het beeld der eenzaamheid en bij de Protestanten het symbool van
Luther. — De vledermuis doelt op het hangen aan aardsche goederen, enz.
d) Ten deele menschelijke gedaanten. Deze doelen in den regel op eenen zondaar die,
öf nog niet geheel onder de heerschappij van de ondeugd is gebracht, öf op weg is tot de deugd
terug te keeren. Bijv, de Centaur (ten deele mensch, ten deele paard, dus paardmensch, ook
wel onder den naam van „stierendooder” bekend), heeft betrekking op eenen mensch, wiens
geest zijne zinnen beheerscht; de Sirene (hier blijkbaar in eene andere beteekenis opgevat dan op
pag. 26) doelt op de wedergeboorte uit den poel der zonde door het water van den doop, enz.
Echter treft men ook deelen van menschen, bijv, voeten of gezichten aan, alleen om de zwakheden
 
Annotationen