Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
~ 65 -

met elkaar eenen regelmatigen zeshoek vormen, neemt het toch door de kleur der steenen een
bijzonder karakter aan. Men verkrijgt namelijk den indruk, als bestond de geheele vloer uit schuins
vooruitspringende treden, waarvan het bovenvlak wit is. Dat een zoodanig systeem van treden niet
voor eenen vloer past, zal men ons, althans bij eenig nadenken, wel willen toegeven. Voorbeelden
van dezen aard treft men nog dagelijks aan. Wij herinneren ons eens eene vloerbedekking gezien
te hebben, waarbij de verschillende kleuren zoodanig waren gerangschikt, dat er verdiepte velden
door ontstonden, die zich zóó verrassend natuurlijk vertoonden, dat men, bij het eerste gaan
over het kleed, onwillekeurig zich een weinig in acht nam. Men schikke dus de kleuren zoodanig,
dat deze gewaarwordingen of „storende illusiën”, zooals o. a. Dr. Ernst Brücke in zijn uitstekend
werk „Die Physiologie der Farben" ze noemt, niet ontstaan kunnen.
Bij de keuze van het patroon dient men te letten op de afmetingen. Er zijn omstandigheden,
die wij hierachter nader gaan bespreken, welke, althans schijnbaar, eenen grooten invloed op die
afmetingen uitoefenen. Voorts lette men op de wijze, waarop het dessin wordt gezien. Bij vloerbe-
dekkingen in ’t algemeen, waarbij het dessin, althans van het middelveld, uit alle plaatsen van het
vertrek kan worden waargenomen , dient men een patroon te kiezen, dat niet tot misstanden leidt.
De regelmatige veelhoeken, sterfiguren, enz., zullen , van verschillende zijden gezien, tot geenen mis-
stand voeren, zoodat deze het eerst in aanmerking kunnen komen. Overigens zijn er vormen
genoeg te vinden, welke aan deze eischen voldoen. Figuren van planten, dieren en menschen zijn
om deze reden alleen reeds af te keuren tot het versieren van onze tapijten. Bij wandbekleedingen
is men in dit opzicht vrijer in de keuze, zooals uit den aard der zaak spreekt; de heerlijke Gobelins
geven daarvoor een doorslaand bewijs.
De versiering van eenig voorwerp dient zooveel mogelijk het gebruik, dat daarvan wordt
gemaakt, aan te wijzen, terwijl de deelen van dat voorwerp ook overeenkomstig hunne bestemming
behooren te worden versierd. Zoo dient de versiering van een dragend deel betrekkelijk forscher
te worden behandeld, dan van een gedragen deel; eene versiering, die de vereeniging van eenige
deelen zal uitdrukken, moet eene andere gedaante hebben, dan die, welke eene scheiding van deelen
aanwijst. De versiering, welke als bekroning dienst doet, mag den vorm niet hebben van een hangend
ornament. Hoe natuurlijk deze wet ook moge zijn, men ziet er toch dikwijls tegen zondigen. Het
is dan ook niet zoo gemakkelijk, als het wel schijnt, daaraan altijd te voldoen, ook doordien de
functie van het deel, dat versierd moet worden, niet altijd zoo beslist is aangewezen.
Bij elk voorwerp, vooral bij gebouwen, zouden wij een onderscheid willen maken tusschen
edele en minder edele deelen en de decoratiewijze naar hunne meerdere of mindere noblesse
willen regelen. Tot de minder edele deelen rekenen wij dan de dragende, en vooral de direct
.dragende; terwijl wij de meer edele willen zoeken onder de vullende en gedragen deelen. De ver-
siering dient eerst op de laatstgenoemde, en daarna, zoo noodig, op de dragende deelen te worden
toegepast, zooals uit den aard der zaak volgt.
En toch treft men dikwijls het omgekeerde aan. Bij gebouwen bijv, zijn het vooral de
consoles of draagsteenen, die eenen tweeslachtigen aard schijnen te hebben; want, niettegenstaande
het dragende deelen zijn, bepaalt de geheele ornamentatie van het gebouw zich somtijds alleen tot
die deelen. Men drijft of overdrijft de noblesse van die dragers zelfs zoover, dat men de koppen
van de stichters, enz. van het gebouw, er op aantreft. Al mist menig gebouw eene fries, welke
de eereplaats voor de beeltenissen van de te vereeuwigen personen schijnt te wezen, kan men
onder de vullende deelen toch wel een beter geschikt plaatsje vinden voor dit eerbetoon, dan
het voorvlak van de console of den draagsteen. — Eene vergelijking van deze draagsteenen met
<de zuilenkapiteelen gaat slechts in enkele gevallen op, doch zelfs dan bewijst dit slechts , dat zij
jgïch, even als de laatste, tot eene overdrevene versieringswijze leenen, in strijd met de waardig-
 
Annotationen