Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
“ 94 —


hebben, om de sappen, die door de wortels zijn opgezogen, te geleiden, heeft men dezen twee-
den tak dien der vaatcryptogamen genoemd. De algemeene eigenschap der vaatcryptogamen is
dus, dat zij stengel, blad en wortel, doch geene bloemen hebben. — Als voorbeeld van vaatcryp-
togamen kan men stellen, de varens (Fïlices), de paardestaarten (Eqtiisetae), de wolfsklauwen
(Lycopodiad). — Dat deze planten zonder bloemen door haren eigenaardigen bladvorm of groei toch
wezenlijk ornamentale planten kunnen zijn blijkt uit de fig. 33, waarin voorstellen: A de zoogenoemde
mannetj esvaren (Polystichum Filix-mas), waarbij men de sporen houders of vruchtzakjes ziet,
welke de kiemstof der sporenplanten bevatten (zie de door de Joup geziene vergrooting 2?); C de
steenruit (Asplenium Ruta muraridj, welke men op muren aantreft; D de naaktvaren (Polypodium
vuig are), waarbij men aan de achterzijde der slippen (vooral in Juli en Augustus) aan weerszijden
van de bladnerf, de bruingekleurde verzamelingen van sporenhouders ziet. Van de moeraspaarde-
staart (Eqtlisetum palustrum) stelt fig. E eenen tak en F den top van eenen tak vergroot voor,
terwijl van de kleipaardestaart (2f. limostt/m) in fig. G de top van eenen tak is afgebeeld.
Bij andere cryptogamen ontbreken de eigenlijke wortels; wanneer een deel van deze planten
zich onder den grond bevindt, dan is het een stengel, die bladeren draagt. Bij deze planten
treft men dus wel stengel en blad, doch geenen wortel en ook geene bloemen aan. Dit is dus
het kenmerk van den derden tak, n.1. dien der mosachtigen, waaronder men kan rekenen de
mossen (JVEsci) en de levermossen (Hepaticaè).
Andere planten zonder bloemen hebben een lichaam, waarbij men onmogelijk kan onderschei-
den wat wij wortel, stengel of blad hebben genoemd. Zoo bijv, heeft een paddenstoel geen orga-
nen , welke aan eenen wortel of bladdragenden stengel doen denken. Evenzoo is het gesteld met
eene wier of alge. Wanneer het lichaam van de plant nu zoodanig is, dat men er niet duidelijk
de hoofdleden in kan herkennen, geeft men het den naam van loof (thallus). De loofplanten
(Thallophytd) vormen den vierden tak van het plantenrijk, waartoe behooren de wieren (Algae\
in fig. 34 stelt A het einde van een zeegras voor, terwijl uit 2? voldoende blijkt, dat er bij de
zeegrasachtigen van geene wezenlijke bladeren sprake kan zijn), de zwammen (Fungi; fig. 34 C stelt
een paar soorten van de boomzwam of agarik voor) en de korstmossen (Lichenes, waarvan in

Fig, 34-
 
Annotationen