Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
124 -

is vervangen, wordt zij met een stuk grijs papier beplakt, waarop zich nu de duizende stukjes email
stevig vastzetten, en waardoor het mogelijk wordt ze gezamenlijk te drukken in de frissche cement-
mortel, waarmede de wand of het gewelf is volgezet. Zoodra het cement voldoende is versteend,
scheurt men het papier af, waardoor het mozaïekwerk bloot komt.
Het stuc, dat zich zóó gemakkelijk, wij zouden haast zeggen te gemakkelijk, leent tot het
aannemen van allerlei vormen, heeft niet zelden tot de ontaarding van eenen ornamentalen vorm bij-
gedragen ; het was onder andere het meest geliefde materiaal, en dientengevolge grootendeels oorzaak
van de phantastische werken der latere Renaissance-periode. De vroeg-Renaissance bediende zich
hoofdzakelyk van het Carrara-marmer, terwijl de terra cotta meer als specialiteit bij de werken van
Lucca della Robbia voorkomt. Men gevoelt dus reeds, welken invloed de voorhanden zijnde, of
meest gebruikelijke materialen in eene zekere kunstperiode op de algemeene gedaante van het orna-
ment hebben uitgeoefend. —■ Wij herinneren er hier aan, dat de Italiaansche Renaissance eene aan-
duiding voor de verschillende soorten van het reliëf (plastische voorstelling van figuren op een vlak)
heeft ingevoerd, die ook tegenwoordig nog gebruikelijk is. Zoo noemt zij het vlakke reliëf, dat
zich slechts weinig boven het grondvlak verheft „basso rilievo.” Het hoogreliëf daarentegen, dat
zich zeer sterk boven het grondvlak verheft, sterk ondersneden kan zijn, en zelfs in vormen kan
overgaan, die zich ten deele van het grondvlak losmaken, heet „alto rilievo.” Tusschen deze
beide in is het middelreliëf gelegen, dat zich wel krachtig boven het grondvlak verheft, doch in
’t algemeen geene ondersnijdingen heeft, en „mezzo rilievo” wordt genoemd.
Op a.pl. 13 vinden wij eene algemeene, aanschouwelijke voorstelling van de verandering, die
eene bloem of een blad zal moeten ondergaan , om in verschillende materialen te kunnen worden
uitgevoerd, waarbij het gips, benevens de materialen, waarvan de kunstindustrie zich bedient, buiten
rekening zijn gelaten. Men zal in fig. 1 z' de naar de natuur genomen afbeelding van het ruit-
vormige, vinlobbige blad en de witte bloem van den algemeen bekenden meidoorn {Crataegus
oxyacantha) herkennen, welke in Mei en Juni bloeit. Fig. 2® stelt de bloem en het blad in me-
taal uitgevoerd voor, fig. 3® in vlak schilderwerk, fig. 4® in hout, fig. 5® in marmer, fig. 6® in
minder harde steen. Men ziet, dat de vorm der meeldraden is gewijzigd naar den weerstand van
het materiaal. In fig. 2a bestaat de bloem uit twee afzonderlijke uitgehakte stukken, die samen
door eenen nagel zijn vereenigd, welke dan tevens den stamper der bloem vertegenwoordigt. Het
metalen blad liet eene diepe insnijding tusschen de lobben en eene meer sprekende behandeling
der tanden toe, terwijl de verhevenheden, die hier als versieringen dienst doen, door drijving
(ciseleering') te verkrijgen zijn. Bij het schilder- of inlegwerk fig. 3 blijft, niettegenstaande alle
schijnreliëf is vermeden, toch het karakter zoowel van de bloem als van het blad behouden. Bij
het in hout uitgevoerde blad, fig. 4, zijn de lobben meer gevuld, terwijl zoowel blad als bloem zich
met scherpe hoeken {en maigrè) van den ondergrond losmaken. In de beide laatste voorbeelden
heeft zoowel het blad als de bloem een meer monumentaal voorkomen; de as van het blad is ver-
tikaal ; de insnijdingen zijn minder diep ; de contours zijn hier vereenigd met den ondergrond door
eenen stompen afgeronden hoek, of met andere woorden, die contours maken zich en gras van
den ondergrond los. In het laatste voorbeeld (weeke steen fig. 6 heeft men het geheele op-
pervlak van het blad een weinig bolrond gehouwen, ten einde de contours nader bij het fond
te kunnen brengen en ze solider te maken, met behoud van eene voldoende dikte op het midden.
De teekeningen wijzen de verdere bijzonderheden der behandeling voldoende aan, zoodat wij, na
hetgeen vroeger reeds dienaangaande is gezegd, niet nader behoeven te wijzen op de meer regel-
matige schikking der meeldraden, der bladnerven, enz. Ook is het duidelijk, dat zoowel het blad
als de bloem sterk vergroot is genomen.
Men gevoelt, dat het niet aangaat, eene algemeene beschrijving te geven van de veranderin-
 
Annotationen