Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
- I2Ó -

de deelen eener compositie in marmer (het panneau) en in zachte steen (de lijst) beter te doen uit-
komen. Tot de versiering zijn hier gebezigd de bloemen en bladeren van de borstbeziestruik
(Zizyphus vulgaris volgens Lamarck), benevens zaden van eene andere plant. —- De bouwkundige
lezer zal hierbij wellicht eene beschouwing verwachten over de lijstvorming, daar sommige bouwkun-
digen, naar ’t geen men meende ontdekt te hebben in de kunstwerken der Grieken, den vorm van
het lijstprofiel trachten af te leiden uit de buiging van bladeren, tengevolge van voorhanden zijnde
drukkingen. Wij hebben hier het oog op de zoogenoemde bladgolvingen of kyma’s, waaronder
men onderscheidt de Dorische kyma, de Echinus kyma (plastisch uitgevoerd, onder den naam
van eierlijst bekend) en de Lesbische kyma of het hartblad. Op pag. 54 is echter
reeds aangemerkt, en hetzelfde is ook hier toepasselijk, ofschoon de bladombuiging eenigszins van
de daar bedoelde afwijkt, dat noch in de natuur noch in de statica de wetten te vinden zijn, die
tot zoodanigen vorm leiden, zoodat men hier geheel met eene phantasie te doen heeft. Nu zouden
wij daar nog eerbied voor hebben, niettegenstaande hare gezochtheid, wanneer bij de ouden dat
principe, al was het maar bij de voornaamste kunstwerken, was volgehouden. Dit is echter njet
het geval. Bij het Jonische antekapiteel o.a. van het Erechtheion treffen wij de Lesbische en de
Echinus kyma boven elkaar aan, en wel den krachtigsten vorm (de Lesbische), waarbij het blad
niet alleen tot den voet is omgebogen , maar bovendien nog eene nieuwe buiging aanneemt, boven,
en den minder krachtigen (de Echinus) daaronder, ’t geen bij eene gezonde redeneering toch zeker
omgekeerd zoude moeten zijn. Dit laatste nog daargelaten , zien wij toch de twee krachtigste draag-
vormen vertegenwoordigd bij het antekapiteel, niettegenstaande dit, daar het tegen den wand staat,
volgens de opvatting der ouden weinig belast is. Men redt zich nu wel door te zeggen, dat deze
beide leden slechts kleine afmetingen hebben, en daardoor zich minder krachtig voordoen , doch ver-
geet daarbij, dat hier sprake is van eene uitdrukking van kracht door den vorm zelve, met ter-
zijdestelling van zijne afmetingen. Bovendien, neemt men de betrekkelijke grootte in den hier
bedoelden zin er bij in aanmerking, dan vindt men in de oudheid geen enkel monument, voor zoo-

verre de meer of min bijgewerkte afbeeldingen daarvan tot ons zijn gekomen, waarbij eene strenge

overeenstemming bestaat tusschen de aanwezige drukking en de uitdrukking van die kracht door

ons

eerder wordt benadeeld
Bouwkunst moesten wij

versiering der bouwdeelen.
den ontdekker eer aandoen, doch waardoor de kunst
het schrijven van ons Handboek voor Burgerlijke

den vorm of de
ben, die wellicht
gebaat. Tijdens

Wij gelooven hier met die fijnheden te doen te heb-
dan

in deze materie nog te zeer op het gezag van anderen verlaten.
Uit het op pag. 123 in verband met het op pag. 125 gezegde is af te leiden, waarom het
geteekende of geschilderde ornament in ons album de hoofdrol speelt; de geoefende modelleur of
beeldhouwer zal de afgebeelde vormen, wij zijn er zeker van, naar zijn materiaal weten te wijzigen,
terwijl de leerling, onverschillig of hij schilder, tapisseriewerker, ciseleur, beeldhouwer of architect
moet worden, toch eerst de plant onder meer ornamentale gedaante moet kunnen teekenen, voordat
hij rekenschap kan gaan houden met het materiaal, waarin hij hoofdzakelijk werken zal, of de

bijzondere eischen, die de bouwkunst stelt. Wanneer gezonde vormen hem voor den geest staan,
wanneer hij die vormen weet te vinden, zal hij niet gemakkelijk afdwalen of in overdrijving vallen.
 
Annotationen