Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
PLAAT 4 en 5.

Schema’s, Patroonvorming.
Deze platen bevatten algemeene schema’s voor de patroonvorming of het geschilderde orna-
ment. Door op deze schema’s verschillende planten of plantendeelen toe te passen, ontstaat er een
groot aantal ornamenten, zoodat deze platen een wijd veld voor studie bevatten. De plantenvorm
kan daarbij beperkt blijven tot zijne onder meer geometrische gedaante gebrachte hoofdlijnen,
terwijl de daartusschen gelegen ruimte geheel aan de phantasie van den schilder wordt overgelaten,
en wel zoo, dat er geen schijnreliëfs bij ontstaan.
Plaat 4. Fig. i wijst op cle afwisseling in vorm, als hoofdbeginsel in de orna-
mentatie. De zich herhalende hoofdgroepen kunnen bijv, gevormd worden door een uitgespreid
blad en twee als toegeslagen voorgestelde (halve) bladeren, eenen half geopenden knop, enz., afge-
wisseld door eene neerhangende bloem of een vol blad. —• Fig. 2 doelt op de radiatie, waarbij de
vormen zich straalswijze uit een middelpunt ontwikkelen. Zoo kan bijv, de middelgroep worden
gevormd door eene vrucht of een samenstel van vruchten, terwijl bladeren, hetzij vol of als toege-
vouwen voorgesteld, de stralen kunnen vertegenwoordigen. — Fig. 3 herinnert aan de spiraallijn
in ornamentaal gebruik, waarbij bijv, de bloeiwijze eener plant het motief kan helpen voltooien (vergel.
pag. 90). — Fig. 4 stelt den zoogenoemden patera- of scha al vorm voor; ook hier wijst de fig.
duidelijk de schikking der plantenvormen aan. Het binnenveld behoudt bij deze fig. veelal den math.
vorm, echter kan de doorsnede over het vruchtbeginsel van menige bloem voor dit middelveld een
zeer geschikt motief leveren. (Vergel. a.pl. 1). — Fig. 5 geeft een beeld van het ornamentale gebruik
der golvende lijn. De natuur levert ons daarvoor ook in de bloeiwijze van menige plant ge-
schikte gegevens. In den regel zijn deze vormen weinig natuurlijk, en heeft men zich slechts tot
hoofddoel gesteld, eene sierlijke golving van lijnen te krijgen. Naar onze meening moet alsdan de
daarbij te bezigen blad- of bloemvorm zoo sterk getransformeerd worden, dat alle vergelijking met
de natuur ophoudt. — Neemt men eene bepaalde plant, bijv, eene met zeer buigzamen stengel
daarbij tot voorbeeld, dan dient men te letten op den stand der bladeren. Ditzelfde geldt omtrent
de fign. 9 en 10, welke op het ornamentaal gebruik van de spiraallijn met hart- en handvormige,
hier als toegevouwen voorgestelde bladeren, duiden. — De fign. 6, 7 en 8 stellen eenige van het
oneindig aantal wijzen voor, waarop men het hoofdbeginsel in ornamentatie, de herhaling van
vormen, kan toepassen.
De randen van deze plaat bevatten motieven voor loopende, golvende of rollende versieringen,
waarop ten deele mede van toepassing is, ’t geen hierboven bij fig. 5, en in ’t algemeen omtrent
continueerende vormen op pag. 100 en volgende is gezegd.
Plaat 5. Daar bij de patroonvorming de math. fign. dikwijls eene zeer groote rol spelen,
hebben wij de randen van deze plaat daaruit samengesteld. Tot vulling zijn in die randen tevens
een achttal plantenvormen ingeschoven, waarvan de bovenste vier meer geometrische, en de bene-
denste vier meer natuurlijke vormen aanwijzen. — De hoofdvorm van het patroon in de fign. 1 en
3 is gelijk; de vulling is bij fig. 1 gebaseerd op de witte klaver {Trifolium repens) en bij fig. 3
op het klimop of boomveil (Hedera helix), waarvan een vol blad en twee toegevouwen blade-
 
Annotationen