Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
PLAAT 12 en 13.

Verandering van den vorm. Invloed van het materiaal.
Er bestaat een wezenlijk verschil in de voorstelling tusschen het geschilderde vlakornament,
waarbij alle schijnreliëf door kleur of schaduwing streng is vermeden, en het in schilderwerk weer-
gegeven plastische ornament. Terwijl de schilder bij het eerste in hoofdzaak slechts rekenschap
heeft te houden met de contourlijnen, dient hij bij het teruggeven van eenen reliëfvorm niet zelden
te letten op het materiaal, waarin het voorgestelde ornament is gedacht. Daar echter zijne hand
los is en zijn materiaal hem zoo goed als tot niets dwingt, geeft hij soms eene schijndecoratie te
aanschouwen, die onmogelijk zóó in het voorgestelde materiaal kan worden uitgevoerd. De wijzen,
waarop de contourlijnen zich met het fond vereenigen, de buiging en de meerdere of mindere
fijnheid van bewerking der bladeren enz., zijn de meest in ’t oog loopende kenmerken van een be-
paald materiaal. — Ook de architect vergist zich in dit opzicht wel eens, doordien hij op zijne
teekening vormen, die bijv, voor metaal bestemd zijn, in steen aangeeft, of omgekeerd.
Plaat 12. Wanneer men zich dus bijv, eenen krans van natuurlijke eikenbladeren en eikels
vlocht met behulp van banden enz., en die als model voor eenen in steen uitgevoerden krans be-
zigde, zoude de beeldhouwer of modelleur ons al heel spoedig het onmogelijke der voorstelling onder
'toog brengen. Die voorstelling zoude bovendien een niet zeer bevallig geheel geven, tenzij men
de blaadjes en eikels ornamentaal had weten te groepeeren, zooals op deze plaat is geschied, waar
’t geheel den natuurvorm mist, en zich als ornament vertoont. De beide kransen van eikels en eike-
bladeren bevatten voor dit doel zeven verschillende motieven, d. w. z. de ornamentale schikking
van eikels en bladeren is op zeven verschillende wijzen voorgesteld, waarbij geene enkele is, welke
met die van levende bladeren overeenkomt. Het materiaal, waarin de krans moet worden uitge-
voerd , kan den eenen vorm boven den anderen doen verkiezen, en zal niet zelden tot eene verdere
transformatie noodzaken. — Wij herinneren hier aan het gebruik van de vruchtenstreng tot
ornamentale doeleinden, waaromtrent wij op pag. 122 een en ander hebben gezegd. ■—■ De mid-
delste vulling vertoont eene den cirkel volgende, loopende herhaling. Op de zoo juist aangehaalde
pagina zal men tevens eenige opmerkingen omtrent het festoen of de guirlande vinden, terwijl
omtrent de uitvoering daarvan in eenig materiaal hetzelfde geldt, wat zoo even dienaangaande van
de kransen is gezegd.
Plaat 13. Het is blijkbaar onmogelijk, in ’t algemeen de vervorming aan te wijzen, welke een
in zeker materiaal uitgevoerd ornament zal moeten ondergaan, om in een ander materiaal te kunnen
worden uitgevoerd, zonder dat er een zoogenoemde tour de force van den kunstenaar gevorderd
wordt. Wanneer dus hier de vervorming wordt voorgesteld van de bloem en het blad (fig. i£) van
den bekenden meidoorn (Crataegus oxyacanthat}, dan dient dit alleen om een algemeen begrip van
de wijzen van vervorming te geven. In fig. 2 ab is bloem en blad in ijzer gedacht; hier bestaat de
bloem uit twee afzonderlijke, uitgehakte stukken, die door eenen nagel, welke tevens den stamper
der bloem vertegenwoordigt, vereenigd zijn. Het materiaal liet bij het blad diepere insnijdingen
 
Annotationen