BIJL—CAL.
119
teekeningen. Hij werd te Rotterdam geboren in 1734 en is te Leiden gestorven in liet
jaar 1809.
*BULAPiD (CORNELts). Hilversum, de geboorte- en verblijfplaats van zoo vele ver-
dienstelijke kunstenaars, telt ook onder deszelfs burgers en inwoners dezen reeds zoo
gunstig bekenden schilder. Hij kwam aldaar in 1813 ter wereld. Zijn vader, Jan Bijlard,
tapijtfabriekant, den aanleg zijns zoons voor de kunst bemerkende, bestelde hem bij
den bekwamen J. de Rijk, onder wiens leiding zijn talent spoedig en fraai ontwikkelde.
Zijne bijzondere neiging volgende, die hem tot het beoesenen van het landschapschilderen
drijft, slaagt hij bijzonder in het voorstellen van boschrijke streken, aan welke bij, bij eene
juiste tcekening, een aangenaam koloriet weet te geven. Zijne kunstreizen naar Bent-
heim en Drenthe, in 1834 en 1836, bragten veel tot zijne gunstige ontwikkeling toe
en leverden bem ruime stof op voor het vak dat hij behandelt. Op de verschillende
hier te lande sedert 1832 gehoudenc tentoonstellingen, heest men gelegenheid gehad
de vorderingen van den Heer Bijlard als op den voet te volgen, terwijl verschillende
Kabinetten van liefhebbers, zoo als van de Hoeren Elzer en Kcrckhoven te Amsterdam ,
en van den Heer de Court van Valkenswaard, te Dordrecht, blijvende bewijzen van zijne
bekwaamheid bevatten. In sommige zijner stukken werd de stossaadje door zijnen mees-
ter geschilderd.
B1JLERT (Jan), werd te Utrecht geboren omstreeks het jaar 1603. Hij had tot eeni-
gen leermeester zijn’ vader, die een glasschilder was. Zijn kunstwerk, van historiëlen
aard, trok de aandacht der buitenlandsche Hoven. Dit is de reden, waarom de schil-
derijen van Bijlert zeldzaam in de Nederlanden voorkomen.
* BIJLEVELD (J. F.). Onder de Kunstverzamelingen tc Middelburg, is die van den
Heer Bijleveld bijzonder opmerkelijk. Dezelve werd grootcndeels door Philip van Dijk,
voor den Heer van der Branden, grootvader des tegenwoordigen eigenaars, bijeen ge-
bragt. Vooral komen in aanmerking de daarin voorhanden teekeningen, als bestaande
uit voortbrengsels van Ostade , Berchem, en andere groote vroegere meesters, alsmede
uit een aantal studiën van bloemen en insecten, door Henstenburgh.
c.
C'AENEN (F.) was een Duitscher van geboorte, die in het midden der voorgaande
eeuw zich gedurende eenigen tijd te Nijmegen opgehouden heeft, doch later hofschilder
bij een der Duitsche Vorsten geworden is. Men treft in Nijmegen nog portretten en familie-
stukken van hem aan.
CALISCH (Morxtz), geboren te Amsterdam, den 12 April 1819, begaafd met eenen
meer dan gewonen aanleg, die zich reeds vroeg bij hem aankondigde, werd tot de schil-
derkunst opgeleid door den Heer J. A. Kruseman, onder wiens bekwame discipelen hij
met regt geteld wordt. Het vak, waarop hij zich voornamentlijk toelegt, zijn onderwer-
pen genomen uit het dagelijksch leven; doch hij schildert ook portretten, en zelfs wel
eens historiële ordonnanties. Met genoegen zag men van dezen jongen meester reeds ver-
scheiden fraaije schilderijen op onze tentoonstellingen; onder anderen nog op de Haagsche
van 1841, twee stukken, voorstellende, het eene, Koning Frans I bij het sterf bed van
Leonard da Vinei, het andere, de Dood van Demosthenes; en op de Groningsche in
hetzelfde jaar, een tafereel uit het leven van H. de Groot. Reeds in 1834 ontving bij
bij het Tcekengenootschap te Rotterdam, eene dubbele zilveren medaille en ƒ150.00,
wegens eene van hem bekroonde prijsschilderij, voorstellende een Bezoek bij eene kraam-
vrouw in een visschershuisgezin.
CALL (Jan van), zoon van den beroemden klokkenmaker van denzelfden doopnaam,
werd te Nijmegen geboren in 1655. Zijn vader had hem gaarne in zijn eigen bedrijf en
kunstvak opgekweekt, maar zijn aanleg gaf eene andere rigting aan zijne bezigheden: bij
119
teekeningen. Hij werd te Rotterdam geboren in 1734 en is te Leiden gestorven in liet
jaar 1809.
*BULAPiD (CORNELts). Hilversum, de geboorte- en verblijfplaats van zoo vele ver-
dienstelijke kunstenaars, telt ook onder deszelfs burgers en inwoners dezen reeds zoo
gunstig bekenden schilder. Hij kwam aldaar in 1813 ter wereld. Zijn vader, Jan Bijlard,
tapijtfabriekant, den aanleg zijns zoons voor de kunst bemerkende, bestelde hem bij
den bekwamen J. de Rijk, onder wiens leiding zijn talent spoedig en fraai ontwikkelde.
Zijne bijzondere neiging volgende, die hem tot het beoesenen van het landschapschilderen
drijft, slaagt hij bijzonder in het voorstellen van boschrijke streken, aan welke bij, bij eene
juiste tcekening, een aangenaam koloriet weet te geven. Zijne kunstreizen naar Bent-
heim en Drenthe, in 1834 en 1836, bragten veel tot zijne gunstige ontwikkeling toe
en leverden bem ruime stof op voor het vak dat hij behandelt. Op de verschillende
hier te lande sedert 1832 gehoudenc tentoonstellingen, heest men gelegenheid gehad
de vorderingen van den Heer Bijlard als op den voet te volgen, terwijl verschillende
Kabinetten van liefhebbers, zoo als van de Hoeren Elzer en Kcrckhoven te Amsterdam ,
en van den Heer de Court van Valkenswaard, te Dordrecht, blijvende bewijzen van zijne
bekwaamheid bevatten. In sommige zijner stukken werd de stossaadje door zijnen mees-
ter geschilderd.
B1JLERT (Jan), werd te Utrecht geboren omstreeks het jaar 1603. Hij had tot eeni-
gen leermeester zijn’ vader, die een glasschilder was. Zijn kunstwerk, van historiëlen
aard, trok de aandacht der buitenlandsche Hoven. Dit is de reden, waarom de schil-
derijen van Bijlert zeldzaam in de Nederlanden voorkomen.
* BIJLEVELD (J. F.). Onder de Kunstverzamelingen tc Middelburg, is die van den
Heer Bijleveld bijzonder opmerkelijk. Dezelve werd grootcndeels door Philip van Dijk,
voor den Heer van der Branden, grootvader des tegenwoordigen eigenaars, bijeen ge-
bragt. Vooral komen in aanmerking de daarin voorhanden teekeningen, als bestaande
uit voortbrengsels van Ostade , Berchem, en andere groote vroegere meesters, alsmede
uit een aantal studiën van bloemen en insecten, door Henstenburgh.
c.
C'AENEN (F.) was een Duitscher van geboorte, die in het midden der voorgaande
eeuw zich gedurende eenigen tijd te Nijmegen opgehouden heeft, doch later hofschilder
bij een der Duitsche Vorsten geworden is. Men treft in Nijmegen nog portretten en familie-
stukken van hem aan.
CALISCH (Morxtz), geboren te Amsterdam, den 12 April 1819, begaafd met eenen
meer dan gewonen aanleg, die zich reeds vroeg bij hem aankondigde, werd tot de schil-
derkunst opgeleid door den Heer J. A. Kruseman, onder wiens bekwame discipelen hij
met regt geteld wordt. Het vak, waarop hij zich voornamentlijk toelegt, zijn onderwer-
pen genomen uit het dagelijksch leven; doch hij schildert ook portretten, en zelfs wel
eens historiële ordonnanties. Met genoegen zag men van dezen jongen meester reeds ver-
scheiden fraaije schilderijen op onze tentoonstellingen; onder anderen nog op de Haagsche
van 1841, twee stukken, voorstellende, het eene, Koning Frans I bij het sterf bed van
Leonard da Vinei, het andere, de Dood van Demosthenes; en op de Groningsche in
hetzelfde jaar, een tafereel uit het leven van H. de Groot. Reeds in 1834 ontving bij
bij het Tcekengenootschap te Rotterdam, eene dubbele zilveren medaille en ƒ150.00,
wegens eene van hem bekroonde prijsschilderij, voorstellende een Bezoek bij eene kraam-
vrouw in een visschershuisgezin.
CALL (Jan van), zoon van den beroemden klokkenmaker van denzelfden doopnaam,
werd te Nijmegen geboren in 1655. Zijn vader had hem gaarne in zijn eigen bedrijf en
kunstvak opgekweekt, maar zijn aanleg gaf eene andere rigting aan zijne bezigheden: bij