Immerzeel, Johan: De levens en werken der hollandsche en vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters: van het begin der vijftiende eeuw tot heden (1. deel) (Amsterdam: J.C. van Kesteren, 1842)

DRUKFEILEN EN VERBETERINGEN.

1ste DEEL.
In de inteekenlijst, pag. XXI, reg. 11 van boven, staat: Harderwijk, Rz. (J. rail), let-
terkundige te Rotterdam, President enz. lees: Harderwijk, Rz. (J. r«n), te Rotter-
dam, President enz.
Op pag. 20, reg. 3 van onderen, staat: Jac. Jacobson, lees: Jac. Janson.
Op pag. 63, reg. 9—5 van onderen, moet de aldaar voorkomende zin, die begint met
de woorden Door den dood, en eindigt met te kunnen oefenen, zoodanig veranderd
worden dat daaruit wegvalle wat er omtrent de opvoeding van den Heer Bloemers in
het Burgerweeshuis in voorkomt, als zijnde die Heer nimmer in zoodanig gesticht
opgenomen geweest, terwijl de kosten zijner kunst-opleiding uit zijne eigene middelen
zijn bestreden geworden. Men gelieve voor dien zin alzoo den volgenden te lezen:
Hoewel het ongeluk gehad hebbende van reeds in jeugdigen leeftijd zijnen rader
te verliezen, mogt hij niettemin het genoegen smaken dat aan zijne reeds vroeg
ontkiemende neiging tot de kunst gevolg gegeven, en hemde gelegenheid verschaf'
werd zich onder de leiding van Antonie Piera te oefenen.
Op pag. 65, reg. 4 van boven, staat: Landsloot, lees: Lancelot.
Op pag. 67, reg. 13 van onderen, staat: Deze adellijke dame, lees: Deze dame.
Op pag. 220, reg. 15 van boven, staat: J. P. Koelman, lees: J. H. Koelman.
2de DEEL.
Op pag. 194. reg. 9 van onderen, staat: hun minen, lees: hun minnen.