Zuilen en pilasters dragen steeds capiteelen, die herinneren aan het antieke Corinthische
capiteel met bladeren van den acanthus.
Bij het eerste paar platen der Canones zijn de pilasters op zijde en de zuilen
tusschen de kolommen van den tekst verbonden door kleine zilveren bogen, terwijl het
geheel is gedekt met een grooten boog, waartegen vogels zitten. Bij het tweede paar
zijn de kleine bogen afwisselend van goud en van zilver, daarboven is een vierkant,
gevuld met rechte en gebogen banden met ornamenten. Het systeem van versiering bij
het derde paar is als bij het eerste, alleen zijn door den grooten boog eenige zilveren
stroken gevlochten, die eindigen in phantastische dierenkoppen, en de groote vogels op
zijde ontbreken. Bij het vierde paar vindt men in plaats van de kleine bogen gouden
driehoeken en daarboven telkens twee groote bogen in den vorm van een hoefijzer. De
kleine bogen bij het vijfde paar zijn in den vorm van een hoefijzer, afwisselend van goud
en van zilver, gedekt door een versiering van dooreengevlochten banden met dierenkoppen
aan de hoeken 1). Bij het zesde paar vindt men wederom ronde kleine bogen en daarboven
telkens twee bogen in den vorm van een hoefijzer, die niet volledig zijn, maar in het midden,
waar zij tot elkander komen, zich oplossen in vlechtwerk. — Deze versiering is zeer
afwisselend en er spreekt uit een krachtige phantasie en een levendig gevoel voor decoratie.
De versiering aan het begin der Evangeliën is eenvoudiger. Het zijn telkens vier
bladzijden, die weer twee aan twee hetzelfde systeem van ornament vertoonen. Op de
eerste linker bladzijde vindt men het symbool van den Evangelist in een cirkelvormige
omlijsting en daaronder telkens een Latijnschen versregel.
Bij Mattheus: »Hoc Mattheus agens hominem generaliter implet.”
Bij Marcus: »Marcus ut alta fremit vox per deserta leonis.”
Bij Lucas: »Jura sacerdotum Lucas tenet ore iuvenci.”
Bij Johannes: »More volans aquilae verbo petit astra Johannes.”
Het zijn verzen, die ontleend zijn aan het Carmen Paschale van Sedulius •). Daarin
worden vereenigd: de namen der Evangelisten, hun symbolen (de mensch, de leeuw,
het rund, de adelaar1 2 3), en eenige karakteristieke woorden uit het begin der Evangeliën,
uit Mattheus: »liber generationis,” uit Marcus: »vox clamantis in deserto,” uit Lucas:
»sacerdos nomine Zacharias,” uit Johannes: »in initio erat verbum.”
Het geheel is omgeven door een vierkante lijst, bestaande uit twee gouden
banden, die een derden met vlechtwerk versierden band omsluiten. Op de hoeken staan
rosetten of andere ornamenten met een zilveren rand 4). Geheel dezelfde omlijsting vindt
1) De linkerbladzijde van dit paar is afgebeeld bij: Beissel, Geschichte der Evangelienbücher,
blz. 154 (naar de plaat bij Van Wijn), en de rechterbladzijde bij Boinet, La miniature Carolingienne, pl. CX.
2) Sedulius, Carmen Paschale I, vers 355—358 (Migne, P. L. XIX, 591). — Deze en dergelijke
verzen vindt men ook in vele andere handschriften.
3) De Symbolen der Evangelisten stammen uit Apocalypse IV, 6 e. v., dat op zijn beurt ontleend
is aan het visioen van Ezechiel I, 5 e'. v., verg. Hieronymus, ad. Ezech. I, 7.
4) Het symbool van den Evangelist Lucas (op fol. 104 v°.) is afgebeeld bij Boinet, La miniature
Carolingienne, pl. CX.
18
capiteel met bladeren van den acanthus.
Bij het eerste paar platen der Canones zijn de pilasters op zijde en de zuilen
tusschen de kolommen van den tekst verbonden door kleine zilveren bogen, terwijl het
geheel is gedekt met een grooten boog, waartegen vogels zitten. Bij het tweede paar
zijn de kleine bogen afwisselend van goud en van zilver, daarboven is een vierkant,
gevuld met rechte en gebogen banden met ornamenten. Het systeem van versiering bij
het derde paar is als bij het eerste, alleen zijn door den grooten boog eenige zilveren
stroken gevlochten, die eindigen in phantastische dierenkoppen, en de groote vogels op
zijde ontbreken. Bij het vierde paar vindt men in plaats van de kleine bogen gouden
driehoeken en daarboven telkens twee groote bogen in den vorm van een hoefijzer. De
kleine bogen bij het vijfde paar zijn in den vorm van een hoefijzer, afwisselend van goud
en van zilver, gedekt door een versiering van dooreengevlochten banden met dierenkoppen
aan de hoeken 1). Bij het zesde paar vindt men wederom ronde kleine bogen en daarboven
telkens twee bogen in den vorm van een hoefijzer, die niet volledig zijn, maar in het midden,
waar zij tot elkander komen, zich oplossen in vlechtwerk. — Deze versiering is zeer
afwisselend en er spreekt uit een krachtige phantasie en een levendig gevoel voor decoratie.
De versiering aan het begin der Evangeliën is eenvoudiger. Het zijn telkens vier
bladzijden, die weer twee aan twee hetzelfde systeem van ornament vertoonen. Op de
eerste linker bladzijde vindt men het symbool van den Evangelist in een cirkelvormige
omlijsting en daaronder telkens een Latijnschen versregel.
Bij Mattheus: »Hoc Mattheus agens hominem generaliter implet.”
Bij Marcus: »Marcus ut alta fremit vox per deserta leonis.”
Bij Lucas: »Jura sacerdotum Lucas tenet ore iuvenci.”
Bij Johannes: »More volans aquilae verbo petit astra Johannes.”
Het zijn verzen, die ontleend zijn aan het Carmen Paschale van Sedulius •). Daarin
worden vereenigd: de namen der Evangelisten, hun symbolen (de mensch, de leeuw,
het rund, de adelaar1 2 3), en eenige karakteristieke woorden uit het begin der Evangeliën,
uit Mattheus: »liber generationis,” uit Marcus: »vox clamantis in deserto,” uit Lucas:
»sacerdos nomine Zacharias,” uit Johannes: »in initio erat verbum.”
Het geheel is omgeven door een vierkante lijst, bestaande uit twee gouden
banden, die een derden met vlechtwerk versierden band omsluiten. Op de hoeken staan
rosetten of andere ornamenten met een zilveren rand 4). Geheel dezelfde omlijsting vindt
1) De linkerbladzijde van dit paar is afgebeeld bij: Beissel, Geschichte der Evangelienbücher,
blz. 154 (naar de plaat bij Van Wijn), en de rechterbladzijde bij Boinet, La miniature Carolingienne, pl. CX.
2) Sedulius, Carmen Paschale I, vers 355—358 (Migne, P. L. XIX, 591). — Deze en dergelijke
verzen vindt men ook in vele andere handschriften.
3) De Symbolen der Evangelisten stammen uit Apocalypse IV, 6 e. v., dat op zijn beurt ontleend
is aan het visioen van Ezechiel I, 5 e'. v., verg. Hieronymus, ad. Ezech. I, 7.
4) Het symbool van den Evangelist Lucas (op fol. 104 v°.) is afgebeeld bij Boinet, La miniature
Carolingienne, pl. CX.
18