Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 9.1896

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26591#0206

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Gedichten van Mevrouw Zubli, geb. v. d. B. v. H.

ïlan “paul ‘Wrlainc.

groote Dichterziel! voorwaar gij zijt niet dood —

En toch wij treuren bij ’t verstommen van uw lied —
Wie kent uw lijden niet, uw strijden en uw nood?

In ’t dichterwoud een Eik — voor God « ’t gekrookte riet. »

Arm als de bedelaar, die peluw heeft noch brood,

Doch rijker dan een koning door uw machtig woord; —
Rust zacht, o Paul Verlaine, uw naam is wondergroot,
Tot weerziens, o mijn Dichter, tot in ’t Hemelsch Oord 1

Ban «en Oicrjang meisje (B. J>.),

öxj fjet ohgrlij&Êtt fjarsr liebe mogfor.

tfoLKjE, wit wolkje zoo zacht,

\ Gaat gij naar Moeder heen?
Donzig — als een schapenvacht —
Wolkje! neem mij toch mee!

Zeg Haar : « O kom gauw terug ! »
Zoolang bleef ze reeds weg!

O Moedertje, kom heel vlug!

’k Ben nu altijd heel zoet.

’s Avonds als ’t zonnetje zinkt
Lacht Moeders oog mij toe!

En zie ik een Ster die blinkt,

Dan roep ik Haar : « Nacht Moe! »
 
Annotationen