220
JACOB VAN LENNEP ALS WARENAR.
At,killes dat is eene « rederijkerskamer » te Amster-
dam, bestaande omtrent het jaar 1850, en waarvan'
A. J. de Buil mede een der bestuurders was.
Aldaar werden, nu weder op ernstige, dan weer
op vermakelijke wijze, oefeningen gehouden in do
uiterlijke welsprekendheid, waaraan ook eenige jonge
godgeleerden, alsmede enkele leden van het schouw-
burggezelschap deelnamen; terwijl evenzeer Ds. Abra-
ham Des Amorie van der Hoeven, in de remont-
strandsche kerk, de studenten der « Doorluchtige
school » door raad en voorbeeld waarschuwde tegen
den declamatorischen « dominé’s toon » en hen in
begeesterde en natuurlijke voordracht van de mees-
terwerken onzer letteren den weg wees.
Van Lennep nu toonde steeds in pittige voor-
dracht, bijzonder van dramatische brokken en onder-
steund door de leden van Achilles. hoe of de kunst
der voordracht op de natuur moest gegrond zijn,
vrij van alle conventie of fransche gemanierdheid.
Het onderscheid tusschen de lessen van van der
Hoeven en de avondbijeenkomsten met van Lennep,
was verder dat wat tusschen eene kerk en een koffie-
huis bestaat.
Van Lennep was er vroolijk met de jeugd en
zelfs zoozeer, dat wanneer hier en daar onder de
hand gesprekken werden gevoerd, welke misschien
in den tijd van Bredero en Roemer Visscher geen
aanstoot zouden geleden hebben, maar aan ige eeuw-
sche ooren soms vuil en ATies in de ooren klonken,
van Lennep, luimig en zonder bezwaar, elke aan-
merking daarover gemaakt beantwoordde met de
bijtende terechtwijzing : «< Waar de bij honing uit zuigt,
daaruit zuigt de spin venijn. » En aldus on passait
outre, zonder proces. Zoo is het dan ook licht te
JACOB VAN LENNEP ALS WARENAR.
At,killes dat is eene « rederijkerskamer » te Amster-
dam, bestaande omtrent het jaar 1850, en waarvan'
A. J. de Buil mede een der bestuurders was.
Aldaar werden, nu weder op ernstige, dan weer
op vermakelijke wijze, oefeningen gehouden in do
uiterlijke welsprekendheid, waaraan ook eenige jonge
godgeleerden, alsmede enkele leden van het schouw-
burggezelschap deelnamen; terwijl evenzeer Ds. Abra-
ham Des Amorie van der Hoeven, in de remont-
strandsche kerk, de studenten der « Doorluchtige
school » door raad en voorbeeld waarschuwde tegen
den declamatorischen « dominé’s toon » en hen in
begeesterde en natuurlijke voordracht van de mees-
terwerken onzer letteren den weg wees.
Van Lennep nu toonde steeds in pittige voor-
dracht, bijzonder van dramatische brokken en onder-
steund door de leden van Achilles. hoe of de kunst
der voordracht op de natuur moest gegrond zijn,
vrij van alle conventie of fransche gemanierdheid.
Het onderscheid tusschen de lessen van van der
Hoeven en de avondbijeenkomsten met van Lennep,
was verder dat wat tusschen eene kerk en een koffie-
huis bestaat.
Van Lennep was er vroolijk met de jeugd en
zelfs zoozeer, dat wanneer hier en daar onder de
hand gesprekken werden gevoerd, welke misschien
in den tijd van Bredero en Roemer Visscher geen
aanstoot zouden geleden hebben, maar aan ige eeuw-
sche ooren soms vuil en ATies in de ooren klonken,
van Lennep, luimig en zonder bezwaar, elke aan-
merking daarover gemaakt beantwoordde met de
bijtende terechtwijzing : «< Waar de bij honing uit zuigt,
daaruit zuigt de spin venijn. » En aldus on passait
outre, zonder proces. Zoo is het dan ook licht te