Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 9.1896

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26591#0266

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
258

VAN DEN PRINS.

stoppen in de hongerige, geele snaveltjes van hun
kinderen, die hun overal in de goot en in den tuin
nadribbelden. Zelfs vader en ook grootvader, die al
witte harige borstpluimpjes had van ouderdom, moesten
meehelpen. Maar, toen zij haar vraag herhaalde, tjilpten
ook zij :

«Ja, ja, zeker! geef hem uw bloem, uw levende,
roode bloem ! »

« Lieve nachtegaal, » sprak ze toen tegen het teêre,
kleine vogeltje, dat jaren achtereen al in een kooitje had
moeten zitten, en dat toch nog zong, in zijn gevangen-
schap, van liefde en lenteleven.

« Lieve nachtegaal, geef ik hem mijn bloem, mijn
volle, rijpe, Edenschoone bloem?»

Lang zag de nachtegaal haar aan, vriéndelijk op
lettend met zijn heldere oogjes.

Toen tuitte hij zacht : « Ja liefje ! De Lente komt
maar ééns in ’t leven, en in dat leven de liefde, de
volheerlijke, de hoogreine, maar ééns. Als gij uw
dichter lief hebt, geef hem dan uw bloem, uw roode
rozebloem, uw volle, rijpe, Edenschoone bloem! »

« Nu weet ik, dat het goed is, » zei ’t meisje. « Als de
vogeltjes ’t goed vinden, dat ik hem ’t liefste geef wat
ik heb, is ’t zeker goed, want de vogeltjes vliegen heen
en weêr tusschen Gods blauwen hemel en de stille groene
aarde. Zij komen van al ’t geschapene ’t dichtst bij
God, en dus zullen ze ook wel het best Gods wil kennen.
Nu weet ik, dat het goed is. » En ze sneed het éene teêre
blozende knopje van den stengel, b:dde het steeltje in
geurig, vochtig mosch, wikkelde het knopje voorzichtig
in fijn chineesch papier, dat stof en ruwe winden het
met zouden beschadigen...., — en toen op reis!

Het was een lange, lange reis, lang vooral, omdat
haar eindeloos verlangen de reis zoolang deed schijnen*
 
Annotationen