Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 9.1896

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.26591#0317

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
OMROEPER.

3og

Standbeelden-nieuws.

Het maken van liet standbeeld van Constantijn Huygens is door
de commissie opgedragen aan Odé.

De beroemde Belgische scheikundige Jean Stas krijgt een ge-
denkteeken op een der pleinen van Brussel.

Te Schwerin is een gedenkt eeken voor Schlieman onthuld.

Het maken van het gedenkteeken van dr. Snellaert is, na een
prijskamp, opgedragen aan M. G. Kasteleyn, van Gent.

Frère-Orban krijgt een monument. De Minister van Staat Bara
is secretaris, Montefiore-Levi penningmeester van het comité, dat zich
daarvoor heeft gevormd.

Ter gelegenheid van het standbeeld of de groep, die men

wil oprichten ter eere van den voormaligen burgemeester Leopold de
Wael, te Antwerpen, is verschenen een welgepast vlugschrift La Statuo-
manie van Emanuel De Meester. Wij halen hierbij de volgende vol-
zinnen aan van den deknaam Ignotus :

« De beeldhouwer Joris heeft zooeven de eerste schets van het
standbeeld, of, beter gezegd, van de zinnebeeldige groep afgewerkt, welke
men tot het aandenken van wijlen den burgeweester L. de Wael gaat op-
richten. Ik heb menigmaal mijn gedacht over die standbeeldendolheid
gezegd; ik kom er niet op terug. Het schijnt toch vast te staan dat
wij ons aan die plaag dezer eeuw moeten onderwerpen; men zou zich
nochtans onderling moeten verstaan om haar ons zoo draaglijk moge-
lijk te maken.

En, het is juist het tegenovergestelde wat men schijnt te willen
doen. Kent gij iets meer alledaags, iets meer zinneloos dan een nieu-
werwetsch standbeeld, of vooral een zinnebeeldige groep? Wat is onre-
delijker dan een voetstuk op een zuil, en op dit voetstuk het borstbeeld
van den grooten man dien men wil eeren? En laat die man een groot
veldheer, een vermaarde ingenieur, een vaderlandsche dichter, een
groot schilder, een eerlijke burgemeester geweest zijn, hij zal, zooveel
is zeker, in zijn nabijheid hebben een of andere gevleugelde figuur
die hem een kroon of palm zal toereiken met eene beweging zoo zwierig
als een neef, die zijn oom ter gelegenheid dezes verjaardag een room-
taart aanbiedt.

Zijn wij dan veroordeeld niets ander meer te zien ? Helaas ! ik
begin het te gelooven.

Ik moet evenwel bekennen dat, alhoewel het onderwerp, door den
prijskamp uitgeschreven, geenerlei gedachte of oorspronkelijkheid ver-
raadt, aan de uitvoering van het gedenkstuk niets te verwijteD is. Men
vindt hier een aantal zeer wel gebeeldhouwde onderdeden, en ik
 
Annotationen