Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 9.1896

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26591#0451

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
EEN HELD.

441

tot hem opziende. « Gij weet echter niet hoe gelukkig
ik ben dat juist gij ons huisje bewoont; dat wij u
mochten loeren kennen. >>

« Ik hoop dat uw leven meer gerechtvaardigde
vreugden zal bevatten, » sprak hij ernstig, terwijl
hij plaats aam op den voor hem gereedstaanden stoel,
en met de vermagerde hand over Hector’s kop streek.
« Er is een tijd geweest, waarop ik zelf tevreden
was over mijn bestaan, maar hij is zooals al het andere
vervlogen. Ik beschouw het thans nog slechts als
een misslag. »

« Die dan toch door heel Frankrijk gezegend
wordt. »

« Dat beteekent niets; in ons eigen geweten moet
de voldoening leven de man te zijn geweest, dien
God ons riep te worden. »

« En zoudt gij dat niet geweest zijn ? » vroeg
zij ongeloovig.

« Neen. Maar ik eisch niet van u, dat gij mij
daaromtrent zoudt verstaan. Jeugd maakt zich een
geheel ander denkbeeld van het leven dan de ouder-
dom. Het zonlicht brandt te helder om haar niet te
verblinden. Zoo ben ik ook eenmaal geweest. Als
het u gegeven wordt een hoogen leeftijd te bereiken,
zult gij mij later begrijpen. Ziet gij, als men, op
een schoonen, glansrijken morgen, op eene hoogte
staat, en den blik over den omtrek laat zweven, dan
schijnt .de rivier aan onzen voet ons een snoer van
diamanten toe, wanen wij elk harer droppelen een
edelgesteente; maar wanneer de groote dagtoorts is
ondergegaan, blijft het water kleurloos en somber
voortstroomen, hebben alleen de bloemen, die gij er
op strooidet, nog waarde. Voor mij ook is het schemer-
uur gekomen en ik vind op den donkeren stroom
 
Annotationen