Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 9.1896

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26591#0455

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
EEN HELD.

445

« Dat alles is lang voorbij, en toch is het zon-
derling hoe het nog in mijne herinnering voortleeft.
Als men den mensch onder zijne ware gedaante wil
leeren kennen, moet men hem bestudeeren in de
dagen dat hij lief heeft. Dan alleen is hij waarlijk
goed... althans voor een enkel wezen. Zooals wij voor
dien enkele zijn, moesten wij ons voor heel de
menschlieid kunnen betoonen. Waarvoor vinden wij
geen toegevendheid, geen geduld, geen zelfverloo-
chening? Wij willen nog slechts zorgen, ons toewij-
den, alles ten offer brengen, en ter wille van dien
ééne, zijn wij bereid ons met al de overigen te ver-
zoenen. »

In de oogen van het jonge meisje waren tranen
opgeweld. Zoo, ja, zoo had zij zich voorgesteld dat
eene groote teederheid moest wezen; was het moge-
lijk dat de zijne onbeantwoord gebleven was?

(Vervolgt.)
 
Annotationen