NACHTEGALENZANG.
58 r
Verwonnen, veroverd is smart en leed,
H un plettrende druk is de ziel onttogen.
Omhoog, omhoog, tot Hem, die beval,
Dat geest en stof versmelte in de zinnen ;
Wiens adem blies en het gansch heelal
Vervulde met machtig, krachtig beminnen !
Zoodat elk wezen het andere werd
Tot steun en hulp, tot genot en voldoening ;
Die de stof doet spreken tot ’s menschen hert;
Die, tusschen het hoogste en het laagste, verzoening
En samenwerking en liefde sticht;
Die den geest door ’t onbedachtelijk joelen
Eens vogels vervult met zegen en licht,
Verzaadt met denken, en droomen, en voelen.
Gij, menschen, die langs den straatweg gaat,
Den breeden, woeligen weg van het leven,
Die nimmer een stonde te denken staat,
Waarheen ge u spoedt in uw rustloos streven,
— Slaat, menschen, somwijlen een zijpad in,
Opdat ge toch ook eens moget genieten
Verhevener heil, dat meer dan den {in,
Dat de {iel van geluk doet overvlieten.
21en Mei 1896.
58 r
Verwonnen, veroverd is smart en leed,
H un plettrende druk is de ziel onttogen.
Omhoog, omhoog, tot Hem, die beval,
Dat geest en stof versmelte in de zinnen ;
Wiens adem blies en het gansch heelal
Vervulde met machtig, krachtig beminnen !
Zoodat elk wezen het andere werd
Tot steun en hulp, tot genot en voldoening ;
Die de stof doet spreken tot ’s menschen hert;
Die, tusschen het hoogste en het laagste, verzoening
En samenwerking en liefde sticht;
Die den geest door ’t onbedachtelijk joelen
Eens vogels vervult met zegen en licht,
Verzaadt met denken, en droomen, en voelen.
Gij, menschen, die langs den straatweg gaat,
Den breeden, woeligen weg van het leven,
Die nimmer een stonde te denken staat,
Waarheen ge u spoedt in uw rustloos streven,
— Slaat, menschen, somwijlen een zijpad in,
Opdat ge toch ook eens moget genieten
Verhevener heil, dat meer dan den {in,
Dat de {iel van geluk doet overvlieten.
21en Mei 1896.