Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 9.1896

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.26591#0079

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
DE LEGENDE VAN S. CHRISTOFFEL.

73

Doch nu, het wordt nacht en de doodsbleeke maan
Blinkt aaklig door ’t zwerk van de wolken.

De Satan springt schielijk met ’t peerd van de baan
En rent over rotsen en kolken.

Offerus snel volgde. — «Waarom dan die schroom? »

— De Satan wees d’uithoek der strate. —

«Ik vreeze den Christus die hangt aan dien boom! »

— « Voor Christus ik u dan verlate ! »

Offerus die sprak het; en anderen maal,

Jt Verlangen zijn ziele verteerde.

Hij rende en hij roste door bergen en daal,

Op brieschenden vurigen peerde!...

Op zekeren morgen hij merkte eenen man,

Een kruis op de borst, man des Heeren;

Offerus hem vroeg : « Is er iemand die kan
Den weg naar den Christus mij leeren? »

De priester hem antwoordt : « Wien hebt gij gediend? » —

— « Den Satan! » — « Verzaak aan uw zonden,

Bid God, doe goê werken, ’k belove u, mijn vriend :

Weldra hebt ge Christus gevonden ! »

— « Dat ’s goed! » riep Offerus, « ’k ben klaar en bereid;

Is ’t dat ik den Christus mag vinden !

Dien machtigen vorst word’ mijn dienst toegezeid;

Ik wil me aan hem eeuwig verbinden ! »

De priester voer weder : « Vervolg deze baan :

Zij leidt u, door donkeren woude,

Tot aan eenen stroom waar ge een kluize ziet staan;
Reeds dood is de ermijt die ze bouwde.

Neem daar uw verblijf, lijk de heilige eens deed,

In wake en gebeên al uw dagen!

Voor al die voorbijgaan wees immer bereid
En wil ze den vloed over dragen ! »
 
Annotationen