Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 9.1896

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26591#0149

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
EEN KUNSTLIEFHEBBER.

143

« Het is misschien een meesterstuk,» antwoorde de
heer van Vivonne onverschillig. « Wie weet ? Een
Carraccio of een Titiaan »

« Dat bij een en verwer ? »

« Waarom niet ? Heeft men laatst geen Correggio
boven de deur van een knopenfabrikant gevonden ? >,
<«• Dertig liren, » zeide de oproeper opnieuw. « Nie-
mand meer ? »

« Ik geef veertig liren, » zegde de jood.

« Ik, tachtig, » herhaalde Stella luid.

« Honderd liren! »

« Honderd twintig. »

Er was eene poos stilte; Israël wilde de schilderij
van nabij onderzoeken.

« Dat is niet noodig, » riep de heer in het zwart
levendig uit. « Ik geef twee honderd liren. »

Tot nu toe had lord Pembroke, zonder een woord
te zeggen, dit alles afgezien. Hij trad wat vooruit, en
op rustigen, heren en kouden toon, zeide hij kortweg :
« Vijfhonderd liren! »

De schilder keerde zich naar hem toe : « De
schilderij is zooveel niet waard. »

De engelschman wierp hem een schuinschen blik
toe, en lachte met een zeker gevoel zijner eigen
waarde. « Dat is goed, » zeide hij, heen en weer
wiegend, « men heeft geene verzameling van 100,000
pond waarde, zonder wat van de schilderkunst te ver-
staan. Gij hebt zeker rede, meester Stella, die schilderij
zoo hoog op te jagen ? »

« Inderdaad, Mylord. »

« Nu, ziet ge, ik heb de mijne ook. »

En zich tot den oproeper wendend riep hij ;
« Duizend liren! Dat zal wel genoeg zijn. » Iedereen
was verwonderd, aller oogen waren naar den lord
 
Annotationen