Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 9.1896

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.26591#0607

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext

J.-A. VAN DROOGENBROECK. 597

Wij

hebben in het voorgaande, de uittreksels

reeds zoo zeer vermenigvuldigd, dat we haast aar-
zelen hier nog iets uit de « Zonnestralen » af te
schrijven. En toch ruimen we nog een plaatsje in
voor het volgende keurig tafereeltje « de Sneeuw »

getiteld :

« Ha, ha ! nu is er sneeuw !

« En zie ! hij ligt al dik,

« En ’t sneeuwt maar altijd voort!

« Dat is nu waarlijk goed !

< — En ginder, in den hof,

« En wijder op het veld
« ’t Is alles wit, wit, wit ;

« De wereld heeft vandaag
« Haar Zondagshemdje aan ! »

Zoo riep de kleine Jan

En klapte vol van vreugd *

In zijne handen. — « Ei !

«Nog fraaier ! Onze kat
« Loopt ginder heen, ze heeft
« Nu witte kousen ! Daar
« Ze schuddebolt en rept
« De pootjes; vast heeft zij
« In ’t sneeuwen weinig zin ;

« Maar ik zooveel te meer ! »


« Zwijg jongen, morde Piet,

« De sneeuw is slecht; ik wou
« Dat het maar dooide, ik wou
« Dat er geen’ sneeuw en waar’ !

« Ik had zoolang gespaard

* Voor schaatsen ; ’k heb er nu.

* Het ijs was sterk genoeg,

« Ik meende een’ fraaie sneê
? Te leggen dezen dag,

« En nu, nu sneeuwt het! ’k Wou
« Dat er geen’ sneeuw en waar’ ! »

Dit zeggend ging hij weg

Van aan het vensterglas,

Hij plaatste zich vol spijt

Naast hunne stoof, en zweeg.

Maar Jantje riep opnieuw :

« Nu schooner nog ! De zon
« Begint te schijnen, 0
 
Annotationen