Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Levende kunst: maandelijksch plaatwerk voor hedendaagsche kunst — 2.1919

DOI Heft:
Nummer Twee
DOI Artikel:
Meubels
DOI Artikel:
Wright, Lloyd: Bouwkunst en maatschappij
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.29258#0057
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
hierbij aan de werken van een architect als Wright of een schilder als van der Leck.
In de meubels van architect Klaarhamer erkennen wij dezelfde kracht als bij dezen, de
kracht van den kunstenaar, die als individualist zich wil stellen met zijn werk in de
wereld, maar het wenscht te geven zichtbaar en begrijpelijk voor alle menschen.
Nog staat het met hen alleen, maar hun klare taal zal doorklinken tot en begrepen
worden daar, waar het moderne element sluiert in ’s menschen Ziel. W.

BOUWKUNST EN MAATSCHAPPIJ

edere bouwkunst, welke waardig is dezen naam te dragen, is voortgekomen
uit het leven en is gegroeid in overeenstemming met het natuurlijk gevoel
en de industrieele middelen, om werkelijke behoeften te bevredigen. Zij kan
niet van buitenaf binnengehaald worden, noch van bovenaf opgelegd. Be-
halve de sympathie met den geest, die haar geschapen heeft en een begrip van het ideale,
wat haar wezen uitmaakt, is er weinig, wat men inderdaad tot toepassing kan brengen.
Elke poging om vormen, die aan andere tijden en aan andere verhoudingen ontleend
zijn, te gebruiken, moet daarom tenslotte uitloopen op eenzelfde toestand als de Renais-
sance te zien gaf — het totaal verlies van den natuurlijken samenhang der bouwkunst
met het zieleleven der massa; zij wordt dan iets vreemds in de handen van „professoren",
wat niet veel anders beteekent, dan dat zij als masker gebruikt wordt voor de een of
andere gebeurtenis of het beeld wordt van de wereldlijke macht van degenen, wiens
leven zij bewaart, maar nimmer tot uitdrukking brengt; een verschrikkelijk verlies voor
het leven, waarvoor zij door de wetenschap nooit schadeloos gesteld kan worden.
Bouwwerken zullen altijd het kostbaarste bezit van het menschdom zijn, omdat zij de
grootste opvoedende waarde bezitten. Maar, totdat de massa weer vreugde heeft aan
de bouwkunst als een levende kunst, zooals men dat ziet uitgedrukt in de gebouwen
der groote tijdperken, of liever, zoolang valsche idealen als een masker nog haar werkelijk
wezen en haar trekken verbergen — een masker, zooals de Renaissance droeg — zoolang
zal bouwkunst een dood begrip blijven. Overal ziet men de kunst tot het peil van een
hulpmiddel neergedaald. Welken toekomst kan een volk hebben, dat daarmee tevreden
is? Zij het dan ook een volk, dat het leven leeft in iederen edelen zin des woords, zij
leven als parasieten, die zich van vergane grootheid voeden; het is geworden tot een
volk, waarvoor vrede en weibehagen op de levensreis het eenige ideaal is op den weg,
die voert tot hun vernietiging door het een of andere barbaarsche geslacht, dat idealen
kent en een onbluschbaar verlangen naar de verwerkelijking in concrete vormen daar-
van heeft.

(FRANK LLOYD WRIGHT.)

37
 
Annotationen