Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
BOEKBESPREKING

D. J. v. d. VEN. KEN ONS LAND EN HEB HET LIEF.
MEULENHOFF-EDITIE.

Het was het noodzakelijk gevolg van het ontbreken aan innerlijke kracht, dat de
negentiende eeuw een totaal gemis vertoonde aan eigen scheppingsdrang en spontaniteit.
Men zag daardoor, speciaal in de bouwkunst, met enkel waardeering voor de uiterlijke
vormverschijning, terug naar die perioden, waarin bloei en schoone voordracht het
noodzakelijk gevolg waren van eenheid in denken en doen. Wat oud en vervallen
was, is men met een ijver, een betere zaak waardig, gaan restaureeren, waardoor
bouwwerken, die half in puin aan ons overgeleverd waren, weer frisch en vroolijk in
de weield kwamen te staan. De oude bes was door een kleine operatie haar rimpels
kwijt en ze was weer kwasi jong geworden. Maar een jonge ziel kon men haar toch
niet weergeven.

De waardeering, die er voor dergelijk werk moge bestaan, is zeer problematisch.

Gelukkig beginnen zich in de laatste jaren betere begrippen te vertoonen, waartoe
het oude oris van waarde kan zijn en wat wij zelf verschuldigd zijn aan onzen tijd.
Door elkaar te wijzen op wat kan zijn, wat mogelijk is, moet noodgedwongen een
nieuwe toestand in het leven geroepen worden, waarvan de vruchten alreeds hier en
daar zichtbaar zijn. Wel vraagt de een te veel en de ander te weinig, maar door
gestaag samen te werken moeten wij wel komen tot innerlijke klaarheid.

De heer van der Ven heeft hiertoe ook het zijne bij willen dragen. Wij gaan geheel
met hem mee, waar hij aandringt op organisatie van allen, die hetzelfde beoogen, waar
hij het nauwe verband aantoont tusschen kunst en maatschappij, waar hij aan de kaak
stelt het zinlooze bouwen van de voorgaande jaren, waar hij aandringt op het leeren
begrijpen van wat de natuur ons te zeggen heeft of de oude bouwwerken.

Maar niet gaan we met hem, waar hij een verband wil leggen daartusschen en
tusschen b.v. vreemdelingenverkeer of het conserveeren van wat oud en schoon is met
een dergelijk oogmerk.

Niettemin ligt er in het boek van den heer v. d. Ven een goede les opgesloten,
n.1. dat wij in bestudeering van het natuurlijk schoon van eigen land mogen komen
tot die wetten van de natuur, die het wezen er van uit maken, en dat, wat ons uit
vroeger tijd overbleef, ons dienen moge om daarnaar eigen kracht en waarde te bepalen.

Want 't gaat er toch niet om, om elkaar of aan vreemdelingen te laten zien in hoe
een mooi land we wel wonen, en nog veel minder om te pronken met wat onze
voorouders maakten, maar ’t gaat er om te toonen, wat wij zijn, wij menschen in
Nederland in de twintigste eeuw!

LE FAUCONNIER, REPRODUCTIONS DE SES OEUVRES.
UITGAVE: C. L. H. v. d. LINDEN, AMSTERDAM.

Een album met vijftien zeer goede reproducties naar werken van dezen schilder.
Voorwoord van Jan Toorop.

38
 
Annotationen