Het was einde September 1911, dat ik na zeer bereidwillige toestemming der Mient
de grafheuvels der Renkumsche heide heb onderzocht.
Met dezelfde arbeiders van verleden jaar, begon ik met de heuvel, die, wanneer
men komt van de Doorwertsche hei, de eerste is en aan den dwarsweg ligt van Station
Buunderkamp naar het gehucht even vóór Renkum.
Op den top waren gaten voor vuren door de herders gemaakt.
Wij begonnen aan den meest vasten en compacten kant — uiterlijk — want al
dadelijk bleek, dat ook deze kant, al was hij nu met een vaste laag hei bedekt, lang voor
dien tijd met grond overgooid was, daar het heel losse zwarte grond was, vermengd
met grint die vergraven werd.
Nu is de Renkumsche
heide bijzonder rijk aan grint
en, in tegenstelling met de Door-
wertsche hei, arm aan zuiver rivier-
zand. Bij het oorspronkelijk op-
werpen van de heuvel moest dus
al dadelijk onzuiver zand, het
scherpe zand vol gruis, gebruikt
worden. Dit vond men ook later
onder de eerste losse zwarte aarde.
Dit scherpe zand is echter voor
het bewaren der voorwerpen lang
niet zoo’n afsluitende bescherming
als het prachtig zuivere rivier-
zand van de heuvels der Door-
wertsche hei.
Door de ontzettende droogte
van den zomer van 1911, liep
de losse grond als water tusschen
, , , Afb. 2.
de vingers weg; het was merk-
waardig te zien, hoe de oogenschijnlijk compacte massa aarde zich oploste; de min-
waardigheid dezer bedekking deed al vooruit begrijpen, dat voor geval het hart van de
heuvel onaangetast was gebleven, datgene wat erin verborgen lag, niet goed geconserveerd
kon zijn, daar het te dicht aan de oppervlakte was geraakt.
Maar ook het hart was doorwoeld. Hier liep de bodem met de vaste grindlaag
naar het midden op, waardoor degenen, die de heuvel voor hut hadden gebruikt, al ras
op den vasten bodem waren gestooten en dien doorboord hadden.
Toch werd nog in het midden een pot gevonden, dat wil zeggen de scherven
ervan, dooreen gegooid en sommige met wortels en kluiten aarde bedekt.
Wij verzamelden 27 stukken, die de zeer kundige hand van den restaurateur van
25
de grafheuvels der Renkumsche heide heb onderzocht.
Met dezelfde arbeiders van verleden jaar, begon ik met de heuvel, die, wanneer
men komt van de Doorwertsche hei, de eerste is en aan den dwarsweg ligt van Station
Buunderkamp naar het gehucht even vóór Renkum.
Op den top waren gaten voor vuren door de herders gemaakt.
Wij begonnen aan den meest vasten en compacten kant — uiterlijk — want al
dadelijk bleek, dat ook deze kant, al was hij nu met een vaste laag hei bedekt, lang voor
dien tijd met grond overgooid was, daar het heel losse zwarte grond was, vermengd
met grint die vergraven werd.
Nu is de Renkumsche
heide bijzonder rijk aan grint
en, in tegenstelling met de Door-
wertsche hei, arm aan zuiver rivier-
zand. Bij het oorspronkelijk op-
werpen van de heuvel moest dus
al dadelijk onzuiver zand, het
scherpe zand vol gruis, gebruikt
worden. Dit vond men ook later
onder de eerste losse zwarte aarde.
Dit scherpe zand is echter voor
het bewaren der voorwerpen lang
niet zoo’n afsluitende bescherming
als het prachtig zuivere rivier-
zand van de heuvels der Door-
wertsche hei.
Door de ontzettende droogte
van den zomer van 1911, liep
de losse grond als water tusschen
, , , Afb. 2.
de vingers weg; het was merk-
waardig te zien, hoe de oogenschijnlijk compacte massa aarde zich oploste; de min-
waardigheid dezer bedekking deed al vooruit begrijpen, dat voor geval het hart van de
heuvel onaangetast was gebleven, datgene wat erin verborgen lag, niet goed geconserveerd
kon zijn, daar het te dicht aan de oppervlakte was geraakt.
Maar ook het hart was doorwoeld. Hier liep de bodem met de vaste grindlaag
naar het midden op, waardoor degenen, die de heuvel voor hut hadden gebruikt, al ras
op den vasten bodem waren gestooten en dien doorboord hadden.
Toch werd nog in het midden een pot gevonden, dat wil zeggen de scherven
ervan, dooreen gegooid en sommige met wortels en kluiten aarde bedekt.
Wij verzamelden 27 stukken, die de zeer kundige hand van den restaurateur van
25