Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 5.1912

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Goekoop-de Jongh, Johanna: Praehistorische grafheuvels op de Renkumsche heide
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19801#0038

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, in elkaar heeft weten te zetten, doch niet
zonder bijvoeging van nieuwe stukken terwille van het noodzakelijk verband.

De op deze wijze gereconstrueerde vaas (afb. 1) heeft den vorm van den klokbeker
der neolitische periode en als versiering behalve het ingegrifde banden-ornament een
plastische versiering van ingedeukte dobbelsteentjes langs den buik, terwijl ook de kanten,
die het ingegrifd ornament afsluiten, »en relief” naar voren komen.

De klokbeker (hoogte 16 c.M., bovenwijdte 21 c.M.., middellijn 24 c.M.) is lager
en breeder dan die, welke gevonden zijn op de Doorwertsche heide x) ; de bewerking lijkt
ook een andere. De wand, bijna 1 c.M. dik, schijnt te bestaan uit een binnenlaag, waar
over een zeer dikke buiten-kleilaag is aangebracht; hierin is vóór het drogen het plastische
ornament ingedrukt, met een op- en neergaand verspringen als van grof vlechtwerk.

De groote middenband heeft een ingegrifd ornament, verdeeld op de wijze van
metopen en triglyphen, en in de metopen het takjes-motief, een zeer typisch ornament,

dat men overal in het zuiden
terug vindt, daar geschilderd.

In den klokbeker herkent
men hetzelfde begrip van ver-
siering als in dien der Door-
wertsche heide (afb. 2): de
verdeeling der geheele opper-
vlakte, de cadens der banden,
zij zijn alle herkenningsteekenen
van hetzelfde Zuidelijk proto-
type, een prototype, dat reeds
een groot ontwikkelingsstadium
achter zich had en geleerd had

een oppervlakte in haar geheel te beheerschen en geometrisch te versieren.

De geometrische versiering kwam niet slechts uit het Zuiden, maar door het Zuiden
uit het Oosten. Ten alle tijde is het Oosten de bakermat geweest der geometrische stily-
seering en zijn de motieven, ontleend aan stoffen en weefsels door Zuid-Europa verwerkt,
en wel voornamelijk in de versiering der ceramiek. Of in de neolithische periode het
Oosten zijn weefsels reeds maakte, waarom later in Ilias en Odyssee de vrouwen van
Sidon ten zeerste geroemd worden, is niet uit te maken. Zeker is, dat de samenstelling
van lijn en punt, die ter versiering van de gevonden klokbeker is toegepast, wijst op
handenarbeid met op en neergaande beweging, zooals die bij vlecht- of weefwerk bestaat
— in dit geval zou men aan weefwerk kunnen denken. Wie deze oostersche motieven
hierheen, op de Renkumsche heide hebben gebracht, zullen wij later bespreken.

L

Afb. 3.

1) Zie Praehistorische graven op de Doorwertsche Heide, Bulletin van den Nederlandschen
Oudheidkundigen Bond, Oct. 1910.

26
 
Annotationen