zoo ingedrukt en vermorseld, dat geen vorm meer te herkennen was. Er lag een kleine
hoeveelheid van een materie bij, die niet te definieeren is. Ze zag er uit als zand, voelde
week en sponsig aan en verdween als men ze opnam. Er bij werd heel veel houtskool
gevonden. Of deze massa voedsel was, dat het potje had omsloten?
Toen precies in het midden, waar de bodem, gelijk bij de heuvels der Doorwertsche
heide, naar beneden ging, stuiten we op de vaas, de echte.
Ze lag in een holte, onder de vaste grintlaag. De grintlaag was dus te compact
geweest om die zelf uit te diepen. Blijkbaar had men ook niet de moeite genomen, de
holte zoo diep uit te graven, dat de vaas erin kon staan. Ze lag er nu schuins in, naar
het zuiden gekeerd; aan de achterzijde was de holte gesloten: wij stonden dus juist,
zooals degenen, die de|vaas in den gleuf hadden neergelegd.
Weer een ander type! (afb. 4). En welk
een prachtig-slanke vorm! Zoo zuiver in con-
tour, zoo edel van vorm en dat bij een vaas,
die uit de hand gefatsoeneerd was. Het ornament
is bijzaak; eenige ingegrifde banden, feitelijk
zonder verband met den vorm en overbodig.
Maar de vorm zelf is klassiek mooi en
heeft heel kennelijk het karakter van den drink-
beker, van den recipiënt voor vloeistof. De
Engelschen spreken van drinkingcups en be-
schouwen ze als: »the earliest form of vessels
of the neolithic period” ]).
Geen voorwerp lag in de holte noch
erboven. Alleen een klein klokbeker-vormig
potje (hoogte 11 c.M.) van ruwe klei en heel
sommaire versiering (afb 5), een handbreed
boven de grintlaag en in zelfde houding als
de gevonden vaas. Dit vaasje is zeker eerst ritueel gebroken; geen enkele scherf werd
meer gevonden; alleen nog stukjes bot en houtskool, de sporen van crematie.
Dicht bij deze grafheuvel liggen er nog verscheidene, maar op particulier gebied,
buiten de Renkumsche heide; de overige liggen in de richting van den Ginkelschen weg,
in opeenvolgende rij en zijn ook in opeenvolgende rij door de herders tot hutten
gemaakt (afb. 6).
Bij onderzoek bleek dat de eerste der drie zoo doorwoeld was, dat bij wat houtskool
en botjes een moderne dakpan lag! In het midden was de bodem uitgehold, maar van
een voorwerp was niets te vinden. Een stuk moderne paal werd uit het zand getrokken,
de reste der hut. 1
Afb. 5.
1) Zie A Guide to the Antiquities of the Bronze Age, British Museum, 1904.
28
hoeveelheid van een materie bij, die niet te definieeren is. Ze zag er uit als zand, voelde
week en sponsig aan en verdween als men ze opnam. Er bij werd heel veel houtskool
gevonden. Of deze massa voedsel was, dat het potje had omsloten?
Toen precies in het midden, waar de bodem, gelijk bij de heuvels der Doorwertsche
heide, naar beneden ging, stuiten we op de vaas, de echte.
Ze lag in een holte, onder de vaste grintlaag. De grintlaag was dus te compact
geweest om die zelf uit te diepen. Blijkbaar had men ook niet de moeite genomen, de
holte zoo diep uit te graven, dat de vaas erin kon staan. Ze lag er nu schuins in, naar
het zuiden gekeerd; aan de achterzijde was de holte gesloten: wij stonden dus juist,
zooals degenen, die de|vaas in den gleuf hadden neergelegd.
Weer een ander type! (afb. 4). En welk
een prachtig-slanke vorm! Zoo zuiver in con-
tour, zoo edel van vorm en dat bij een vaas,
die uit de hand gefatsoeneerd was. Het ornament
is bijzaak; eenige ingegrifde banden, feitelijk
zonder verband met den vorm en overbodig.
Maar de vorm zelf is klassiek mooi en
heeft heel kennelijk het karakter van den drink-
beker, van den recipiënt voor vloeistof. De
Engelschen spreken van drinkingcups en be-
schouwen ze als: »the earliest form of vessels
of the neolithic period” ]).
Geen voorwerp lag in de holte noch
erboven. Alleen een klein klokbeker-vormig
potje (hoogte 11 c.M.) van ruwe klei en heel
sommaire versiering (afb 5), een handbreed
boven de grintlaag en in zelfde houding als
de gevonden vaas. Dit vaasje is zeker eerst ritueel gebroken; geen enkele scherf werd
meer gevonden; alleen nog stukjes bot en houtskool, de sporen van crematie.
Dicht bij deze grafheuvel liggen er nog verscheidene, maar op particulier gebied,
buiten de Renkumsche heide; de overige liggen in de richting van den Ginkelschen weg,
in opeenvolgende rij en zijn ook in opeenvolgende rij door de herders tot hutten
gemaakt (afb. 6).
Bij onderzoek bleek dat de eerste der drie zoo doorwoeld was, dat bij wat houtskool
en botjes een moderne dakpan lag! In het midden was de bodem uitgehold, maar van
een voorwerp was niets te vinden. Een stuk moderne paal werd uit het zand getrokken,
de reste der hut. 1
Afb. 5.
1) Zie A Guide to the Antiquities of the Bronze Age, British Museum, 1904.
28