Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 5.1912

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Goekoop-de Jongh, Johanna: Praehistorische grafheuvels op de Renkumsche heide
DOI Artikel:
De Amsterdamsche Poort te Haarlem
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19801#0043

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
kommen auch in Mittelrussland vor, doch hier mit der Abweichung, dass sie von Hügeln
bedeckt sind, und dasselbe ist der Fall anderwarts in den an der aussersten Peripherie
gelegenen Landern, auf der Iütischen Halbinsel und in England.”

Engeland is ook juist het land, waar in de Round-Barrows gevallen van crematie voor-
komen. In Yorkshire 1 2 3) werden in twee grafheuvels drinking-cups gevonden en daarbij
verbrande beenderen. Wanneer men nu bedenkt, dat de drinking-cups de oudste ceramiek
der neolistische periode voor Engeland zijn en zij, naar men meent") van het vasteland, van
Scandinavië en Nederland zijn gekomen, dan ligt de gevolgtrekking niet ver af, dat ook
de eigenaardigheid der crematie meegebracht is. Ieder deel van Europa had zijn eigenaardig
karakter, ondanks één en dezelfde ontwikkelings-periode; men ziet dit al heel duidelijk
in de ceramiek, die in wezen één, allerlei nuancen vertoont.

In ons land is de praehistorische archeologie nog een zeer jonge wetenschap ’) en
wat autoriteit betreft, voelt men zich als in het land der blinden. Alleen vergelijking met
wat in andere landen is gevonden, kan werkelijk houvast geven. Men komt dan tot de
gevolgtrekking, ten eerste dat de bevolking die de grafheuvels der Renkumsche hei, zoo
ook die der Doorwertsche hei, opwierp deel uitmaakte van het groote ras der neolistische
beschaving in Europa, het Ligurische ras en ten tweede dat de voorwerpen, in de grafheuvels
gevonden, dagteekenen moeten van vóór 1800 v. Chr., het einde der neolistische periode
voor Noord-Europa.

’s-Gravenhage, 1912. J. GOEKOOP-DE JONGH.

DE AMSTERDAMSCHE POORT TE HAARLEM.

Het is van algemeene bekendheid, dat van de vele poorten welke Haarlem eertijds
bezat de Amsterdamsche of Sparenwouderpoort de eenig overgeblevene is. Dat in de
laatste jaren dit bouwwerk, dagteekenend gedeeltelijk uit de 14de en gedeeltelijk vermoedelijk
uit het laatst der 15de en het begin der 16de eeuw (aan de stadszijde bevindt zich o. a.
een steen waarop het jaartal 1613), bijzondere belangstelling ondervindt wordt daardoor
veroorzaakt, dat de toegang tot de stad van de zijde van Amsterdam niet meer geacht
wordt voldoende te zijn voor het toenemende verkeer. Toen dan ook vóór eenige jaren
een electrische tram van Haarlem naar Amsterdam moest worden aangelegd, was het noodig
over de Heerensingelgracht, vlak naast de bestaande houten brug gelegen vóór het poort-

1) Zie Cat. Britisch Museum, pag. 44.

2) Cat. pag. 24.

3) In de Oudheidkundige Mededeelingen van het Rijksmuseum van Oudheden van 1912, staat
(pag. 14) naar aanleiding der opgravingen aan het Uddeler Meer: »Dat die oudste aanleg hier verder
juist een plaats voor lijkverbranding is, is zeker ook een merkwaardige bijzonderheid . . . dat ze echter
ook bij ons reeds in deze praehistorische kuituur voorkwam, was mij onbekend (!).

31
 
Annotationen