DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:De Amsterdamsche Poort te Haarlem
DOI Seite / Zitierlink: https://doi.org/10.11588/diglit.19801#0044
gebouw, een brug te maken, welke bestaat uit eenige houten paaljukken waarover ijzeren
liggers met de rails werden aangebracht. Deze brug doet uitsluitend dienst voor het
tramverkeer, zoodat het gewone verkeer nog steeds onder en door de poort heengaat,
en het is deze toestand welke niet langer bevredigt; waarom door Burgemeester en
Wethouders in den zomer van 1910 aan den Raad werd voorgesteld om met behoud
van de poort ten noorden van deze een nieuwe brug te bouwen, welke zoowel bestemd
zou zijn voor het gewone als voor
het tramverkeer. De trambrug zou
dan vervallen; terwijl het dan
bovendien noodig zou zijn om de
bestaande brug vóór de poort, waar-
van de as in noordelijke richting
afwijkt ten opzichte van de as van
de poort, zoodanig te verleggen,
dat deze evenwijdig met de as van
de nieuwe brug zou komen en
dus een zuidelijde afwijking zou
vertoonen. (Zie situatie I).
Klaarblijkelijk heeft bij het doen
van dit voorstel, hetwelk een onder-
deel vormt van een plan tot ver-
betering van verkeerswegen in de
stad, de bedoeling voorgezeten om
poort met brug als historisch en
bouwkunstig monument te be-
houden; terwijl tevens doordat het
voetgangersverkeer onder de poort
door zou kunnen blijven geschie-
den, het monument als poort aan
zijn oorspronkelijke bestemming
zou blijven voldoen.
De Amsterdamsche Poort te Haarlem. In de raadsvergadering van
3 Augustus 1910 werd besloten om
het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te houden ten einde adviezen in te
winnen omtrent een door een der raadsleden (den fleer Lasschuit) in te dienen ontwerp
tot verbetering van den toestand bij genoemde poort.
Dit ontwerp bestond hierin, dat de bestaande houten brug voor de Poort
zou verdwijnen en dat een brug ter breedte van ongeveer 30 M. werd voorgesteld,
tengevolge waarvan de Poort als het ware op een plein zou komen te staan. Het
verkeer zou dan aan beide zijden langs het poortgebouw plaats vinden, terwijl het
32
liggers met de rails werden aangebracht. Deze brug doet uitsluitend dienst voor het
tramverkeer, zoodat het gewone verkeer nog steeds onder en door de poort heengaat,
en het is deze toestand welke niet langer bevredigt; waarom door Burgemeester en
Wethouders in den zomer van 1910 aan den Raad werd voorgesteld om met behoud
van de poort ten noorden van deze een nieuwe brug te bouwen, welke zoowel bestemd
zou zijn voor het gewone als voor
het tramverkeer. De trambrug zou
dan vervallen; terwijl het dan
bovendien noodig zou zijn om de
bestaande brug vóór de poort, waar-
van de as in noordelijke richting
afwijkt ten opzichte van de as van
de poort, zoodanig te verleggen,
dat deze evenwijdig met de as van
de nieuwe brug zou komen en
dus een zuidelijde afwijking zou
vertoonen. (Zie situatie I).
Klaarblijkelijk heeft bij het doen
van dit voorstel, hetwelk een onder-
deel vormt van een plan tot ver-
betering van verkeerswegen in de
stad, de bedoeling voorgezeten om
poort met brug als historisch en
bouwkunstig monument te be-
houden; terwijl tevens doordat het
voetgangersverkeer onder de poort
door zou kunnen blijven geschie-
den, het monument als poort aan
zijn oorspronkelijke bestemming
zou blijven voldoen.
De Amsterdamsche Poort te Haarlem. In de raadsvergadering van
3 Augustus 1910 werd besloten om
het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te houden ten einde adviezen in te
winnen omtrent een door een der raadsleden (den fleer Lasschuit) in te dienen ontwerp
tot verbetering van den toestand bij genoemde poort.
Dit ontwerp bestond hierin, dat de bestaande houten brug voor de Poort
zou verdwijnen en dat een brug ter breedte van ongeveer 30 M. werd voorgesteld,
tengevolge waarvan de Poort als het ware op een plein zou komen te staan. Het
verkeer zou dan aan beide zijden langs het poortgebouw plaats vinden, terwijl het
32