gunstige ligging, in bloei en welvaart toe. Toen de Middelzee in den loop der 13de en
14de eeuw door aanslibbing verdween en Leeuwarden, dat weleer zijne koopvaarders
naar de Oostzee zond 1), van zeeplaats een landstadje werd, behield het de voordeelen,
welke de samenvloeiing van Vliet en Ee haar waarborgden. Deze stroomen stuwden voortaan
hare wateren door bevaarbare geulen zeewaarts en zoo bleef Leeuwarden het natuurlijke
verbindingspunt tusschen Oostergoo en Westergoo.
Wanneer heeft Leeuwarden stedelijke rechten verkregen? Dat ligt in het duister.
In Lriesland, dat buiten den Keizer geen heer erkende, werden stadsrechten niet door
feodale heeren verleend, zooals in andere gewesten. Gewoonlijk kenden de besturen
der gooën, der grietenijen of der andere steden deze hier toe. Zoo machtigden op
19 Juni 1392 de grietmannen van vijf deelen den Olderman en Schepenen van Leeuwarden
om ten eeuwigen dage alle misdadigers naar hun stadrecht te berechten, gelijk zij dit van
ouds hebben gedaan. In 1368 treft men Leeuwarden voor het eerst aan als zetel van den
landdag, welke door afgevaardigden uit Oostergoo en
Westergoo wordt gehouden; in 1412 komt hier eene kerk-
vergadering bijeen tot vaststelling van belangrijke be-
palingen omtrent het rechterlijk en geestelijk bewind; in
1417 wijst de Roomsch Koning Sigismund Leeuwarden aan
als plaats, waar de Keizerlijke munt door zijne munt-
meesters zal worden geslagen en waar de grietmannen de
door hen mgevorderde schatting moeten storten; omstreeks
1453 heeft de stad drie jaarmarkten en in 1477 verkrijgt
zij den eigendom van vier sluizen in den Leppedijk, die
de zuidelijke waterkeering van Oostergoo vormde.
Dit alles wijst op stijgenden invloed. Leeuwarden
was dan ook in de 15de eeuw in grootte en in macht
aanzienlijk toegenomen. In den aanvang van dit tijdperk lagen er nog twee dorpen
in de onmiddellijke nabijheid der stad: het bovengenoemde Oldehove en Hoek, dat
op de gronden van de heeren van Cammingha aan de oostzijde der stad was
ontstaan. Deze heeren hadden het dorp met eene kapel begiftigd, die, aan de heilige
Catharina gewijd, onder de Lieve Vrouwe-kerk van Nijehove ressorteerde. Ook Oldehove
behoorde thans »te Leeuwarden ter kerke,” en daar de stad de opname der beide dorpen
in haar gebied zeer wenschelijk achtte, trachtte zij van deze betrekking gebruik te maken
om eene vereeniging tot stand te brengen. Zonder moeilijkheden ging dit niet; de dorpen
vreesden toch, dat het voordeel der aansluiting niet zou opwegen tegen het verlies hunner
onafhankelijkheid. De Regeering van Leeuwarden droeg daarop hare belangen voor in
eene vergadering van de Gemeene Raden van Oostergoo en Westergoo, eenige grietmannen
en de vertegenwoordigers van acht steden, die in Augustus 1426 te Bolsward bijeen waren
1) Zie Telting, »Het Oud-Friesche Stadsrecht”, blz. 53.
Fig. 2. Stadszegel in de 15e eeuw:
Secretu civitatis Leovverdie.
62
14de eeuw door aanslibbing verdween en Leeuwarden, dat weleer zijne koopvaarders
naar de Oostzee zond 1), van zeeplaats een landstadje werd, behield het de voordeelen,
welke de samenvloeiing van Vliet en Ee haar waarborgden. Deze stroomen stuwden voortaan
hare wateren door bevaarbare geulen zeewaarts en zoo bleef Leeuwarden het natuurlijke
verbindingspunt tusschen Oostergoo en Westergoo.
Wanneer heeft Leeuwarden stedelijke rechten verkregen? Dat ligt in het duister.
In Lriesland, dat buiten den Keizer geen heer erkende, werden stadsrechten niet door
feodale heeren verleend, zooals in andere gewesten. Gewoonlijk kenden de besturen
der gooën, der grietenijen of der andere steden deze hier toe. Zoo machtigden op
19 Juni 1392 de grietmannen van vijf deelen den Olderman en Schepenen van Leeuwarden
om ten eeuwigen dage alle misdadigers naar hun stadrecht te berechten, gelijk zij dit van
ouds hebben gedaan. In 1368 treft men Leeuwarden voor het eerst aan als zetel van den
landdag, welke door afgevaardigden uit Oostergoo en
Westergoo wordt gehouden; in 1412 komt hier eene kerk-
vergadering bijeen tot vaststelling van belangrijke be-
palingen omtrent het rechterlijk en geestelijk bewind; in
1417 wijst de Roomsch Koning Sigismund Leeuwarden aan
als plaats, waar de Keizerlijke munt door zijne munt-
meesters zal worden geslagen en waar de grietmannen de
door hen mgevorderde schatting moeten storten; omstreeks
1453 heeft de stad drie jaarmarkten en in 1477 verkrijgt
zij den eigendom van vier sluizen in den Leppedijk, die
de zuidelijke waterkeering van Oostergoo vormde.
Dit alles wijst op stijgenden invloed. Leeuwarden
was dan ook in de 15de eeuw in grootte en in macht
aanzienlijk toegenomen. In den aanvang van dit tijdperk lagen er nog twee dorpen
in de onmiddellijke nabijheid der stad: het bovengenoemde Oldehove en Hoek, dat
op de gronden van de heeren van Cammingha aan de oostzijde der stad was
ontstaan. Deze heeren hadden het dorp met eene kapel begiftigd, die, aan de heilige
Catharina gewijd, onder de Lieve Vrouwe-kerk van Nijehove ressorteerde. Ook Oldehove
behoorde thans »te Leeuwarden ter kerke,” en daar de stad de opname der beide dorpen
in haar gebied zeer wenschelijk achtte, trachtte zij van deze betrekking gebruik te maken
om eene vereeniging tot stand te brengen. Zonder moeilijkheden ging dit niet; de dorpen
vreesden toch, dat het voordeel der aansluiting niet zou opwegen tegen het verlies hunner
onafhankelijkheid. De Regeering van Leeuwarden droeg daarop hare belangen voor in
eene vergadering van de Gemeene Raden van Oostergoo en Westergoo, eenige grietmannen
en de vertegenwoordigers van acht steden, die in Augustus 1426 te Bolsward bijeen waren
1) Zie Telting, »Het Oud-Friesche Stadsrecht”, blz. 53.
Fig. 2. Stadszegel in de 15e eeuw:
Secretu civitatis Leovverdie.
62