Portretten der staf-offïcieren van het regiment Oranje-Nassau, in 1731 en ’32 door
B. Accama geschilderd, hingen op de bovenverdieping, in de antichambre van Zijne Hoogheid
en thans in het trapportaal van het Museum. Bij de omwenteling in 1795 wist de sequestor
van de vorstelijke goederen T. Joha de schilderijen te redden 1). De meubelen werden
evenwel publiek verkocht. In 1816 kocht koning Willem I het gebouw terug, dat inmiddels
in particuliere handen was geraakt. In 1906 verrees voor dit paleis een bronzen standbeeld
van Graaf Willem Lodewijk van Nassau, naar een ontwerp van Bart van Hove.
Fig. 22. Eetzaal in het Prinsesse-Hot.
Het raadhuis, een eenvoudig maar deftig gebouw van drie verdiepingen, werd
gebouwd in 1715 onder leiding van Claes Bockes Balck. Een aardig achtkantig torentje
bekroont het dak, terwijl ook de driehoekige frontispice met beelden boven de breede
daklijst en eene monumentale omlijsting van het raam boven den hoofdingang een waardig
uiterliik geven aan dezen zetel van het stedelijk bestuur. De ruime vestibule werd in 1724
1) Eekhoft II, 295 v. v.
85
B. Accama geschilderd, hingen op de bovenverdieping, in de antichambre van Zijne Hoogheid
en thans in het trapportaal van het Museum. Bij de omwenteling in 1795 wist de sequestor
van de vorstelijke goederen T. Joha de schilderijen te redden 1). De meubelen werden
evenwel publiek verkocht. In 1816 kocht koning Willem I het gebouw terug, dat inmiddels
in particuliere handen was geraakt. In 1906 verrees voor dit paleis een bronzen standbeeld
van Graaf Willem Lodewijk van Nassau, naar een ontwerp van Bart van Hove.
Fig. 22. Eetzaal in het Prinsesse-Hot.
Het raadhuis, een eenvoudig maar deftig gebouw van drie verdiepingen, werd
gebouwd in 1715 onder leiding van Claes Bockes Balck. Een aardig achtkantig torentje
bekroont het dak, terwijl ook de driehoekige frontispice met beelden boven de breede
daklijst en eene monumentale omlijsting van het raam boven den hoofdingang een waardig
uiterliik geven aan dezen zetel van het stedelijk bestuur. De ruime vestibule werd in 1724
1) Eekhoft II, 295 v. v.
85