Wij hebben dit slot te danken aan den laatsten eigenaar Dr. Henricus Popta, oudste
advocaat van den Hove van Friesland, die het bij zijn versterven in 1712 naliet als eene
stichting, waaraan verbonden is het op korten afstand gelegen in 1710 door hem opgerichte
gasthuis, een typisch rustig hofje, met monumentale poort van zandsteen.
In de jaren 1906—1908 is de state grondig gerestaureerd door den Haagschen
architect J. F. L. Frowein, bij welke gelegenheid de van herstellingen afkomstige kleine
steen der buitenmuren geheel vervangen is door zoogenaamde »oude Friezen” in het
zware formaat (0.32 X 0.16 X 0.09 M.), afkomstig van elders afgebroken gebouwen, o.a.
van den ouden toren te Peins.
De toren, die in de 19de eeuw een nieuwen mantel kreeg, werd ter wille van een
Fig. 25. Zestiende eeuwsche ledikanten.
uniform aspect tot den grond toe afgebroken en weder opgetrokken uit voormelden zwaren
steen. Boven een gedeelte van de hoofdgang is nu een insteekverdieping aangebracht,
waarvoor de architect aanwijzingen vond in het muurwerk. Voogdenkamers en de groote
zaal werden verrijkt met nieuwe lambrizeeringen van eikenhout.
In hoofdzaak zijn, behalve deze jongste restauratie, twee bouwperioden te onder-
scheiden. De oudste, waarin het slot gebouwd werd, valt omstreeks het tweede kwartaal
der zestiende eeuw, den tijd alzoo, waarin de Oldehove en de karakteristieke toren van
het naburige Deinum ontstaan zijn. Aan deze periode herinneren in het bizonder twee
eikenhouten ledikanten (fig. 25) op de bovenverdieping en misschien de tegelvloeren in
de beide voogdenkamers links van den hoofdingang.
De beide ledikanten, die gelukkig, evenals alle eikenhout van het slot, ongeverfd
92
advocaat van den Hove van Friesland, die het bij zijn versterven in 1712 naliet als eene
stichting, waaraan verbonden is het op korten afstand gelegen in 1710 door hem opgerichte
gasthuis, een typisch rustig hofje, met monumentale poort van zandsteen.
In de jaren 1906—1908 is de state grondig gerestaureerd door den Haagschen
architect J. F. L. Frowein, bij welke gelegenheid de van herstellingen afkomstige kleine
steen der buitenmuren geheel vervangen is door zoogenaamde »oude Friezen” in het
zware formaat (0.32 X 0.16 X 0.09 M.), afkomstig van elders afgebroken gebouwen, o.a.
van den ouden toren te Peins.
De toren, die in de 19de eeuw een nieuwen mantel kreeg, werd ter wille van een
Fig. 25. Zestiende eeuwsche ledikanten.
uniform aspect tot den grond toe afgebroken en weder opgetrokken uit voormelden zwaren
steen. Boven een gedeelte van de hoofdgang is nu een insteekverdieping aangebracht,
waarvoor de architect aanwijzingen vond in het muurwerk. Voogdenkamers en de groote
zaal werden verrijkt met nieuwe lambrizeeringen van eikenhout.
In hoofdzaak zijn, behalve deze jongste restauratie, twee bouwperioden te onder-
scheiden. De oudste, waarin het slot gebouwd werd, valt omstreeks het tweede kwartaal
der zestiende eeuw, den tijd alzoo, waarin de Oldehove en de karakteristieke toren van
het naburige Deinum ontstaan zijn. Aan deze periode herinneren in het bizonder twee
eikenhouten ledikanten (fig. 25) op de bovenverdieping en misschien de tegelvloeren in
de beide voogdenkamers links van den hoofdingang.
De beide ledikanten, die gelukkig, evenals alle eikenhout van het slot, ongeverfd
92