Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 5.1912

DOI Heft:
Nr. 4-5
DOI Artikel:
Pit, Adriaan: Aanwinsten Niederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.19801#0146

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
in het bijzonder om te doen is de beweging uit te drukken, en wij denken dan dadelijk
aan het bedrijvige, vorschende genie van Leonardo da Vinei.

Dr. Bode heeft reeds in een zijner studiën, betreffende Leonardo als beeldhouwer,
gewezen op de eigenaardig bewogen figuren die op een bas-relief in stucco voorkomen,

bas-relief waarvan o. a. een exemplaar in het S. Kensington
museum bekend is (»Jahrbuch der Kön. Preuszischen Kunst-
sammlungen” XXV, blz. 126), Sedert is dit stucco met meer
recht aan Francesco di Giorgio, van Siena, toegeschreven.
Maar Bodes opmerking blijft niet zonder waarde, wanneer
men bedenkt, dat Francesco di Giorgio in de negentig jaren
veel met Leonardo te Milaan verkeerde en dat deze twee
eendere geesten zeker in gemeenschappelijke studie veel aan
elkaar gehad zullen hebben. Ook op het stucco van Francesco
vindt men naakte loopende figuren,
welke die eigenaardige kniebuiging
vertoonen.

Van Leonardo hebben wij ver-
schillende teekeningen over van
zich voortbewegende figuren, in
eenzelfde labiel evenwicht, terwijl
wij bovendien in de verzameling
Malcolm, te Londen, de teekening
hebben eener Fortuna, waar de
houding van den naar beneden
gebogen arm en van de kop met
wuivende haren doen denken aan
dezelfde onderdeden van ons
bronzen beeld, ff et is niet onwaar-
schijnlijk, dat een beeldhouwer,
bronsgieter uit de omgeving van Leonardo, een leerling die
zijn teekeningen bestudeerde en sterk onder zijn invloed stond,
het model gevormd heeft. Vóór het verschijnen van Leonardo
zie ik geen kunstenaar, die dit beeld kan geconcipieerd hebben.

Ook zijn de vrij kras uitgesproken spiermassa’s, de kleine
borsten, het snelle verloop van de omtrekken, die meer energiek
dan elegant zijn, ónmogelijk te denken in de gevorderde Lodewijk XV pendule c. 1750.
16de eeuw. En wanneer wij er dan ten slotte op letten, dat

de gieting blijkbaar gedeeltelijk mislukt was, maar dat de kunstenaar zich toch de moeite
gaf, door het inzetten en bijciseleeren der schouderbladen, dijen en kuiten, het brons
genietbaar te maken, dan moeten wij tot de overtuiging komen, dat hij zijne eigen

Fortuna, vermoedelijk uit de
school van Leonardo daVinci.

134
 
Annotationen