Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Marius, Gerarda Hermina
De Hollandsche schilderkunst in de negentiende eeuw — s'-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1920

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.71148#0013
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
BIJ DEN TWEEDEN DRUK.

IX

Zij gevoelde diep en warm voor de zoo bij uitstek picturale idealen
der Haagsche schilderschool, zij vereerde hare groote meesters en
zij werd ,op haar beurt, door die meesters gewaardeerd, vooral
ook omdat haar vereering geen blinde vereering was, doch een die
tevens de schaduwzijden zag. Mej. Marius stak hare overtuiging
niet onder stoelen of banken en kwam vooral op tegen het half-
slachtige en slappe, tegen het arrogante manierisme van hen, die
zichzelf niet dorsten wezen. Dit heeft haar, gelijk allen critici,
vele vrienden bezorgd — o. a. Jozef Israëls, om slechts dezen te
noemen — maar had tevens ten gevolge dat van de zijde van hen,
die van hare oprechtheid schade vreesden, stemmen van afkeu-
ring en depreciatie werden gehoord. Maar, in 't algemeen had een
ieder eerbied voor hare eerlijke, nooit door bijkomstige overwegin-
gen vertroebelde uitingen en was men het er over eens, dat zij een
sterk picturaal gevoel en een scherpen blik bezat.
Buiten de Haagsche School en het Amsterdamsche impressio-
nisme hadden de Fransche meesters van '30 hare liefde, en daar-
naast de oude, vooral de onze, de groote buitenlandsche impres-
sionisten als Velazquez en Goya, de Italiaansche Quattrocentisten
en de zestiend'eeuwsche Venetianen. Ook van het niet-zuiver pic-
turale in de moderne richtingen, zooals zich dat b.v. in de kunst
van Derkinderen en van Toorop uitte, gevoelde zij onmiddellijk
de schoonheid en zoowel het nieuwe streven naar gemeenschaps-
kunst als de moderne bewegingen op het gebied der vorm- en sier-
kunst boeiden haar in hooge mate. In later jaren poogde zij (hoe-
wel ze toen weinig gelegenheid meer had om veel te zien) de be-
teekenis te doorgronden van de jongste schilder-richtingen en hun
schoonheid te benaderen, al gaf zij toe, dat dit haar vaak niet
gelukte.
Zoo was de rustelooze geest van deze begaafde, ontwikkelde en
bijzondere vrouw, altijd belangstellend in al wat lag op het gebied
van het esthetisch genot, tot het einde toe open voor alle artistieke
problemen: literaire en muzikale evenzeer, al bewogen hare stu-
diën zich meer speciaal in de richting der beeldende kunst.
Zij heeft, om begrijpelijke redenen, haar leven en werk niet op-
genomen in het door haar geschetste beeld onzer negentiend'eeuw-
sche schilderkunst. Toch is dit zonder haar, die ook als schilderes
hare beteekenis heeft, niet compleet, en al moge het wellicht tegen
de bedoeling zijn van de zoo uiterst bescheiden kunstenares —•
hoe weinig moeite deed zij, zich te doen gelden en hoe klein was
daardoor de kring, die in de gelegenheid was, waarlijk te genieten
van wat zij sprankelend wist te zeggen in een geestig, opgewekt
discours? — toch meenen wij, met den uitgever, haren ouden
vriend Wouter Nijhoff, op geen waardiger wijze eer te kunnen be-
wijzen aan hare nagedachtenis, dan door, bij haar portret, getee-
kend door den eveneens onder hare oude vrienden tellenden
Haverman, een, zij het korte, levensschets te voegen.
 
Annotationen