HOOFDSTUK VIII
INTERMEZZO
Sinds wij begonnen zijn, iets van groepen te geven en vooral het
culminatiepunt der negentiende eeuw, de Haagsche Meesters, on-
der den titel van Haagsche School samen te vatten, is het niet in
de orde dezer rangschikking, om schilders als Jongkind, als de ge-
broeders Oyens, om Alma Tadema hier in te lijven. En toch, zooals
in wezen Bisschop aan Tadema verwant is en, wel beschouwd, wei-
nig met de Haagsche School gemeen heeft, zoo is Jongkind in
wezen zoozeer aan dezen kring verwant, dat hij, behalve nog door
de plaats, die hij, zoowel door de gemeenschappelijke leermeesters
als door den aard van zijn werk, ongewild tusschen Bosboom en
Weissenbruch inneemt, met de Haagsche één is tegenover de
Fransche, in zoover als eerstgenoemden in den aanvang al of niet
beïnvloed door de laatsten, zonder richting hun eigen natuur van
ras-Hollanders gevolgd hebben.
Wanneer men een strandgezicht van Bosboom, een van Weis-
senbruch, in het Museum Mesdag, en een van Jongkind, alle drie
aquarellen, naast elkaar kon leggen, zou dezelfde gevoelige zeker-
heid van constructie, dezelfde wijze van opzet, dezelfde behande-
ling ieder treffen, 't Is waar, Bosboom en Weissenbruch waren
leerlingen van B. J. van Hove, terwijl Weissenbruch en Jongkind
ook leerlingen waren van Schelfhout.
Deze verwantschap met Bosboom blijkt bij den laatste niet al-
leen in die met lossen zwier overeind gezette oude tolhuizen, oude
huizen, profielen van vergeten stadjes aan oude trekvaarten, niet
alleen in de wijze van een schuit in 't water te teekenen, of een
figuurtje, maar ook in de silhouet der boomen, in de lenigheid van
teekenen, in het zuivere zien dezer drie artiesten. Alle drie heb-
ben zij zoo in hooge mate het gevoel voor constructie, zóó, dat zij
INTERMEZZO
Sinds wij begonnen zijn, iets van groepen te geven en vooral het
culminatiepunt der negentiende eeuw, de Haagsche Meesters, on-
der den titel van Haagsche School samen te vatten, is het niet in
de orde dezer rangschikking, om schilders als Jongkind, als de ge-
broeders Oyens, om Alma Tadema hier in te lijven. En toch, zooals
in wezen Bisschop aan Tadema verwant is en, wel beschouwd, wei-
nig met de Haagsche School gemeen heeft, zoo is Jongkind in
wezen zoozeer aan dezen kring verwant, dat hij, behalve nog door
de plaats, die hij, zoowel door de gemeenschappelijke leermeesters
als door den aard van zijn werk, ongewild tusschen Bosboom en
Weissenbruch inneemt, met de Haagsche één is tegenover de
Fransche, in zoover als eerstgenoemden in den aanvang al of niet
beïnvloed door de laatsten, zonder richting hun eigen natuur van
ras-Hollanders gevolgd hebben.
Wanneer men een strandgezicht van Bosboom, een van Weis-
senbruch, in het Museum Mesdag, en een van Jongkind, alle drie
aquarellen, naast elkaar kon leggen, zou dezelfde gevoelige zeker-
heid van constructie, dezelfde wijze van opzet, dezelfde behande-
ling ieder treffen, 't Is waar, Bosboom en Weissenbruch waren
leerlingen van B. J. van Hove, terwijl Weissenbruch en Jongkind
ook leerlingen waren van Schelfhout.
Deze verwantschap met Bosboom blijkt bij den laatste niet al-
leen in die met lossen zwier overeind gezette oude tolhuizen, oude
huizen, profielen van vergeten stadjes aan oude trekvaarten, niet
alleen in de wijze van een schuit in 't water te teekenen, of een
figuurtje, maar ook in de silhouet der boomen, in de lenigheid van
teekenen, in het zuivere zien dezer drie artiesten. Alle drie heb-
ben zij zoo in hooge mate het gevoel voor constructie, zóó, dat zij