HAAGSCHE SCHOOL II
JOHANNES BOSBOOM EN JOZEF ISRAELS.
Had in de eerste helft der negentiende eeuw, bijna elke stad
haar schilders: Amsterdam, den Haag, Rotterdam, Utrecht,
Leeuwarden, Dordrecht, Delft, — omstreeks 1870 werd den
Haag, evenals Parijs, het milieu, waar alle schilders samenkomen.
Eigenlijk kan men het 's-Gravenhage van 1870 tot '90 het best
vergelijken (al zijn er punten genoeg, waarop ook deze vergelijking
mank gaat) met het Brugge der vijftiende eeuw. Dat wil zeggen,
zooals daar de volleerde schilders van allerlei noordelijke landen
bijeen kwamen, zoo kwamen omstreeks het voor de geschiedenis
zoo gewichtige jaar 1870—71 de volleerde schilders zich in
den Haag vestigen, hetzij aangetrokken door de zee, door de
natuur, hetzij door de daar wonende schilders, hetzij evenals
in Brugge om meer materieele voordeelen, welke hier niet als
daar in de aanwezigheid van rijke kooplieden bestonden, als
wel in de oprichting van het huis Goupil, dat in Parijs onder
Vincent van Gogh de jonge Hollandsche schilders zoozeer ge-
steund had.
Jozef Israëls vestigde zich in 1869 in den Haag, waar hij, — of-
schoon zijn meest grootsche, zijn philosofische werken nog moes-
ten komen, — als een „gemaakt man" uit Amsterdam kwam;
Mesdag kwam in 1868 uit Brussel hier wonen; Mauve kwam in
1870 hier; de Haagsche landschapschilder Weissenbruch was
eveneens hier gevestigd, terwijl de Leeuwarder schilder Bisschop
al als jong schilder hier woonde; Jacob Maris keerde na de Parij-
sche Commune in den Haag terug; in 1875 kwam Artz zich uit
Parijs daar vestigen, hetzelfde jaar waarop Albert en Jozef Neu-
huys uit Utrecht kwamen. Eerst in 1884 verliet Gabriel Brussel
voor den Haag, van waar Roelofs iets later overkwam; terwijl de
JOHANNES BOSBOOM EN JOZEF ISRAELS.
Had in de eerste helft der negentiende eeuw, bijna elke stad
haar schilders: Amsterdam, den Haag, Rotterdam, Utrecht,
Leeuwarden, Dordrecht, Delft, — omstreeks 1870 werd den
Haag, evenals Parijs, het milieu, waar alle schilders samenkomen.
Eigenlijk kan men het 's-Gravenhage van 1870 tot '90 het best
vergelijken (al zijn er punten genoeg, waarop ook deze vergelijking
mank gaat) met het Brugge der vijftiende eeuw. Dat wil zeggen,
zooals daar de volleerde schilders van allerlei noordelijke landen
bijeen kwamen, zoo kwamen omstreeks het voor de geschiedenis
zoo gewichtige jaar 1870—71 de volleerde schilders zich in
den Haag vestigen, hetzij aangetrokken door de zee, door de
natuur, hetzij door de daar wonende schilders, hetzij evenals
in Brugge om meer materieele voordeelen, welke hier niet als
daar in de aanwezigheid van rijke kooplieden bestonden, als
wel in de oprichting van het huis Goupil, dat in Parijs onder
Vincent van Gogh de jonge Hollandsche schilders zoozeer ge-
steund had.
Jozef Israëls vestigde zich in 1869 in den Haag, waar hij, — of-
schoon zijn meest grootsche, zijn philosofische werken nog moes-
ten komen, — als een „gemaakt man" uit Amsterdam kwam;
Mesdag kwam in 1868 uit Brussel hier wonen; Mauve kwam in
1870 hier; de Haagsche landschapschilder Weissenbruch was
eveneens hier gevestigd, terwijl de Leeuwarder schilder Bisschop
al als jong schilder hier woonde; Jacob Maris keerde na de Parij-
sche Commune in den Haag terug; in 1875 kwam Artz zich uit
Parijs daar vestigen, hetzelfde jaar waarop Albert en Jozef Neu-
huys uit Utrecht kwamen. Eerst in 1884 verliet Gabriel Brussel
voor den Haag, van waar Roelofs iets later overkwam; terwijl de