BIJ DEN TWEEDEN DRUK.
Het was de wensch der schrijfster, dat de ondergeteekende, in-
geval zij dezen tweeden druk niet meer mocht kunnen voltooien,
haren arbeid tot een einde zou brengen volgens hare opvattingen.
Gelukkig bleven haar, sinds zij dien wensch opschreef, nog zes
maanden levens, een half jaar van ontzaglijke inspanning, laatste
uiting van hare onuitputtelijke geestkracht, welke deze dood-
zwakke vijf-en-zestig-jarige, hoewel bedlegerig en hulpbehoevend,
toch nog in staat stelde, het boek nagenoeg geheel te voltooien.
De piëteitvolle taak, er de laatste hand aan te leggen, bestond
in de eind-correctie na bladzijde 145, waarbij hier en daar nog
vergissingen hersteld, data en andere bijkomstigheden geverifi-
eerd moesten worden. Aan den zoo persoonlijken schrijftrant van
Mej. Marius is evenmin geraakt als aan hare spelling en aan het
door haar verkozen standpunt ten opzichte van de vermelding
van het verloop onzer schilderkunst na 1900. De schrijfster heeft,
— het blijkt o. m. uit hetgeen zij zegt op blz. 214 over Verster en
elders over Toorop en over W. van Konijnenburg — het boek
willen laten blijven hetgeen het was: een overzicht over de Hol-
landsche schilderkunst in de 19e eeuw. Zij meende terecht, dat —
hoe groot ook de verleiding was voor haar, die met alles tot het
laatst zoo meeleefde, om iets van de kunst van heden te zeggen —
de twintigste eeuw er buiten moest blijven. Slechts hier en daar
gaf zij eenige korte opmerkingen over later werk van reeds in den
eersten druk besproken schilders.
Bij vergelijking met den eersten druk blijkt, dat de schrijfster
de verdeeling der stof op sommige punten belangrijk heeft ge-
wijzigd en dat zij haar oordeel overal opnieuw heeft overwogen en
daar, waar zij hare indrukken beter op andere wijze meende te
kunnen formuleeren, veranderingen heeft aangebracht, die in
menig geval niet zonder beteekenis zijn.
In Gerharda Hermina Marius, geboren 7 Juni 1854 te Hengelo
(0.) en overleden te 's-Gravenhage 8 November 1919, is een figuur
heengegaan, die vooral onze groote, laatnegentiend'eeuwsche
schilderkunst, en meer speciaal de Haagsche School, in hooge
mate liefhad en uitnemend begreep, en die tevens was een van de
krachtigste strijders voor het goed recht en den roem dier school.
Het was de wensch der schrijfster, dat de ondergeteekende, in-
geval zij dezen tweeden druk niet meer mocht kunnen voltooien,
haren arbeid tot een einde zou brengen volgens hare opvattingen.
Gelukkig bleven haar, sinds zij dien wensch opschreef, nog zes
maanden levens, een half jaar van ontzaglijke inspanning, laatste
uiting van hare onuitputtelijke geestkracht, welke deze dood-
zwakke vijf-en-zestig-jarige, hoewel bedlegerig en hulpbehoevend,
toch nog in staat stelde, het boek nagenoeg geheel te voltooien.
De piëteitvolle taak, er de laatste hand aan te leggen, bestond
in de eind-correctie na bladzijde 145, waarbij hier en daar nog
vergissingen hersteld, data en andere bijkomstigheden geverifi-
eerd moesten worden. Aan den zoo persoonlijken schrijftrant van
Mej. Marius is evenmin geraakt als aan hare spelling en aan het
door haar verkozen standpunt ten opzichte van de vermelding
van het verloop onzer schilderkunst na 1900. De schrijfster heeft,
— het blijkt o. m. uit hetgeen zij zegt op blz. 214 over Verster en
elders over Toorop en over W. van Konijnenburg — het boek
willen laten blijven hetgeen het was: een overzicht over de Hol-
landsche schilderkunst in de 19e eeuw. Zij meende terecht, dat —
hoe groot ook de verleiding was voor haar, die met alles tot het
laatst zoo meeleefde, om iets van de kunst van heden te zeggen —
de twintigste eeuw er buiten moest blijven. Slechts hier en daar
gaf zij eenige korte opmerkingen over later werk van reeds in den
eersten druk besproken schilders.
Bij vergelijking met den eersten druk blijkt, dat de schrijfster
de verdeeling der stof op sommige punten belangrijk heeft ge-
wijzigd en dat zij haar oordeel overal opnieuw heeft overwogen en
daar, waar zij hare indrukken beter op andere wijze meende te
kunnen formuleeren, veranderingen heeft aangebracht, die in
menig geval niet zonder beteekenis zijn.
In Gerharda Hermina Marius, geboren 7 Juni 1854 te Hengelo
(0.) en overleden te 's-Gravenhage 8 November 1919, is een figuur
heengegaan, die vooral onze groote, laatnegentiend'eeuwsche
schilderkunst, en meer speciaal de Haagsche School, in hooge
mate liefhad en uitnemend begreep, en die tevens was een van de
krachtigste strijders voor het goed recht en den roem dier school.