DE INTERIEURSCHILDERS.
181
een stilleventje van paperassen op de tafel van zijn „Koster".
Het is zeker opmerkelijk, dat eerst nadat Bisschop zich met
zijn moeder in den Haag gevestigd had, de heugenis aan het oude
Friesland zich ontwikkelde, zoo sterk, dat, toen zijn moeder, de
trouwe gezellin van zijn schildersleven, hem aanspoorde tot vor-
ming van zijn talent nog eens naar Parijs te gaan, hij tot het
besluit kwam, niet daarheen te gaan, alvorens eerst naar Fries-
land terug te keeren om Hinlopen te zien. In de ville morte,
die Hinlopen is, schijnen wel het langst behouden gebleven te zijn
de kleurrijke rijkdommen van vroeger tijden, de voortgezette
traditie van die tijden van weelde, toen in de havens der kleinste
steden de schepen van heinde en verre binnenvielen met nuttige
en kostbare ladingen, een weelde van kleurrijke Indische katoen,
van zijde, van Chineesch en Japansch porselein, van de eigen
kunst ook, van snijwerk en beschilderde meubels, van rijke klee-
derdracht, deels de heugenis van veel vroegere eeuwen, — een
weelde, waarin het meest dagelijksche opgevoerd was tot iets
moois in een karakter, dat zuiver aan deze plaats gebonden was.
In deze omgeving, waarvan Bisschop later in zijn huis evenzeer de
weerspiegeling gaf als Tadema van oud-Vlaamsche, Pompeiaan-
sche en Byzantijnsche kunst in het zijne, heeft Bisschop episoden
als de kraamkamer, den doop, het slijpen of aanbinden der schaat-
sen of ook het lezen van den Bijbel, het lezen van een brief gegeven,
knap van stofuitdrukking, kundig van factuur, positief en bondig
weergegeven, onder de sterke verlichting van binnenvallend zon-
licht. De zijne is geen stemmingskunst, het zijn niet de teere har-
monieën, die hij zoekt, en al datgene, wat men vroeger „de grijze
school" noemde, is hem ten eenenmale vreemd. Het is dan ook de
zuiveiheid der kleur, die we bijvoorbeeld in „De zuster van de
bruid" in het Stedelijk Museum te Amsterdam bewonderen, de
stofuitdrukking en de behandeling van het oude ornament in het
oude sits in zijn „Winter in Friesland" of in het „Hinloper binnen-
huis", terwijl die zelfde deugdelijkheden bijna nog meer te waar-
deeren zijn in de praal van het stilleven in het Haagsche Museum.
Zijn kloekgebouwde Hinloper interieurs geven meer het portret
van de oude Friesche gebruikskunst, dan dat zij het intieme leven
der Friezen aanschouwelijk maken. Dit is weer een punt, waar
Bisschop met Alma Tadema samenvalt.
Geboren te Leeuwarden in 1828, was hij daar, wat zijn opvoe-
181
een stilleventje van paperassen op de tafel van zijn „Koster".
Het is zeker opmerkelijk, dat eerst nadat Bisschop zich met
zijn moeder in den Haag gevestigd had, de heugenis aan het oude
Friesland zich ontwikkelde, zoo sterk, dat, toen zijn moeder, de
trouwe gezellin van zijn schildersleven, hem aanspoorde tot vor-
ming van zijn talent nog eens naar Parijs te gaan, hij tot het
besluit kwam, niet daarheen te gaan, alvorens eerst naar Fries-
land terug te keeren om Hinlopen te zien. In de ville morte,
die Hinlopen is, schijnen wel het langst behouden gebleven te zijn
de kleurrijke rijkdommen van vroeger tijden, de voortgezette
traditie van die tijden van weelde, toen in de havens der kleinste
steden de schepen van heinde en verre binnenvielen met nuttige
en kostbare ladingen, een weelde van kleurrijke Indische katoen,
van zijde, van Chineesch en Japansch porselein, van de eigen
kunst ook, van snijwerk en beschilderde meubels, van rijke klee-
derdracht, deels de heugenis van veel vroegere eeuwen, — een
weelde, waarin het meest dagelijksche opgevoerd was tot iets
moois in een karakter, dat zuiver aan deze plaats gebonden was.
In deze omgeving, waarvan Bisschop later in zijn huis evenzeer de
weerspiegeling gaf als Tadema van oud-Vlaamsche, Pompeiaan-
sche en Byzantijnsche kunst in het zijne, heeft Bisschop episoden
als de kraamkamer, den doop, het slijpen of aanbinden der schaat-
sen of ook het lezen van den Bijbel, het lezen van een brief gegeven,
knap van stofuitdrukking, kundig van factuur, positief en bondig
weergegeven, onder de sterke verlichting van binnenvallend zon-
licht. De zijne is geen stemmingskunst, het zijn niet de teere har-
monieën, die hij zoekt, en al datgene, wat men vroeger „de grijze
school" noemde, is hem ten eenenmale vreemd. Het is dan ook de
zuiveiheid der kleur, die we bijvoorbeeld in „De zuster van de
bruid" in het Stedelijk Museum te Amsterdam bewonderen, de
stofuitdrukking en de behandeling van het oude ornament in het
oude sits in zijn „Winter in Friesland" of in het „Hinloper binnen-
huis", terwijl die zelfde deugdelijkheden bijna nog meer te waar-
deeren zijn in de praal van het stilleven in het Haagsche Museum.
Zijn kloekgebouwde Hinloper interieurs geven meer het portret
van de oude Friesche gebruikskunst, dan dat zij het intieme leven
der Friezen aanschouwelijk maken. Dit is weer een punt, waar
Bisschop met Alma Tadema samenvalt.
Geboren te Leeuwarden in 1828, was hij daar, wat zijn opvoe-